De landelijke dag tegen pesten zet zich in om pestgedrag te stoppen. Fleur Termijtelen, initiatiefnemer en directeur van Stichting De Ster, organiseert kampen voor kinderen en jongeren waar ook aandacht is voor pestgedrag. “Ik zal nooit het jongetje vergeten dat onzeker binnenkwam en ons niet aan durfde te kijken, en na een week zingend en dansend op het podium stond."
Fleur is haar hele leven al een kampfreak . “Ik ging vanaf mijn zevende al op kamp en vond dit altijd geweldig.” Samen met kinderpsycholoog Lieve van Geldorp is ze 13 jaar geleden op een zolderkamer en met een oude laptop Stichting De Ster begonnen, waarbij ze kamp en pedagogiek wilden koppelen. Na een artikel in de Telegraaf stroomden de aanmeldingen binnen en hadden ze meteen al een wachtlijst. “Wij organiseren inmiddels jaarlijks 17 kampen met verschillende thema’s voor kinderen in de leeftijd van 8 en 23 jaar, waarbij ze in een veilige omgeving sociale vaardigheden leren en weerbaarheidstraining krijgen. Dit wordt gecombineerd met veel lol, voedselgevechten, een bonte avond, een vossenjacht, spelletjes en verkleedpartijen. We hebben 450 vrijwilligers voor ons werken, die ervoor zorgen dat kinderen een onvergetelijke week hebben.”
“Wij richten ons op kinderen die onzeker zijn, een laag zelfbeeld hebben en moeite hebben met sociale vaardigheden, zoals ‘nee’ durven zeggen, iemand in de ogen aankijken of hun vinger in de klas opsteken. Maar we behandelen ook hoe je ermee om kan gaan als je nooit met gym wordt gevraagd en als laatste overblijft. Er komen veel kinderen die gepest worden, maar ook kinderen die zelf pesten. Kinderen die onzeker zijn en zich terugtrekken, zijn vaak de kinderen die gepest worden. Maar onzekerheid kan zich ook uiten in provocerend gedrag, waarbij kinderen irriterend gedrag gaan vertonen en anderen gaan pesten. Tijdens het kamp is er iedere dag een mentor moment, waarbij een begeleider twee kinderen onder zijn hoede heeft. Wij zetten dan juist de pester en de gepeste bij elkaar, zodat ze van elkaar kunnen leren. Ze gaan dan met elkaar kletsen en aan hun persoonlijke doelen werken. We horen vaak kinderen verbaasd zeggen: ‘oh, jij pest omdat je onzeker bent’, waardoor ze gaan inzien dat we allemaal weleens onzeker zijn.”
Doordat de kinderen een hele week op kamp zijn, is er voldoende de tijd om alles wat ze leren meteen in de praktijk toe te passen. “Doordat we van tevoren intakegesprekken hebben met zowel ouders als de kinderen en zij beiden vragenlijsten invullen, weten we goed wat er bij ieder kind speelt, en waaraan er gewerkt mag worden. Ze kunnen dus meteen aan de slag en spelenderwijs oefenen met lastige situaties. Je ziet kinderen volledig veranderen gedurende zo’n week.”
Tijdens de kampen gaat er de laatste tijd meer aandacht naar sociale media. “Er wordt steeds meer online gepest, dus hier hebben we het over. Maar de basis blijft hetzelfde, want ook dit komt voort uit onzekerheid.” Volgens Fleur kon je vroeger het woord pesten niet gebruiken, doordat er nog zoveel taboe op zat. Dat is inmiddels wel veranderd en daar ze is blij mee. “Pesten is bespreekbaar geworden, alleen op onzekerheid zit nog wel een taboe. Het wordt gezien als zwakte, maar iedereen is weleens onzeker, ik ook. Ik zie veel ouders die zich schamen omdat hun kind onzeker is.”
De feedback van zowel kinderen als ouders is positief en het verschil na een week kamp is vaak groot. Kinderen hebben meer zelfvertrouwen en ze voelen zich sterker. “Als een kind gepest wordt en tijdens ons kamp leert om hiermee om te gaan en anders leert te kijken naar het kind dat pest, heeft dit ook weer een impact op andere kinderen. Ik zal nooit het jongetje vergeten dat heel onzeker binnenkwam, ons niet durfde aan te kijken en een hand te geven. Na een week kwamen zijn ouders hem ophalen, maar ze konden hun zoon niet vinden. Ze keken op de geijkte plekken, zoals in een hoek en onder een tafel; daar zat hij normaal altijd. Opeens hoorden ze hun zoon: hij stond met microfoon op het podium te zingen en te dansen. Ze begonnen spontaan te huilen toen ze dat zagen. Ze herkenden hun eigen zoon niet meer.”