In de gerechtsbunker in Amsterdam-Osdorp behandelt de rechtbank in het liquidatieproces Marengo woensdag het deeldossier rond de liquidatie van Samir Erraghib. Hij werd op 17 april 2016 doodgeschoten toen hij voor zijn huis in IJsselstein in zijn auto zat, met zijn zevenjarige dochter naast zich. Het kind bleef ongedeerd.
Het Openbaar Ministerie ziet ook in deze zaak Ridouan Taghi, hoofdverdachte in Marengo, als opdrachtgever. Naast hem worden zes anderen van betrokkenheid verdacht. In maart zijn de twee uitvoerders van de moord in hoger beroep veroordeeld tot 22 jaar cel.
Taghi zou Erraghib (37) als een verrader hebben beschouwd. Afrekenen met verraders is een terugkerend thema in het lijvige Marengodossier - "wie praat, die gaat", zo zou een van de sinistere principes van Taghi en de zijnen zijn geweest.
Volgens het OM wisten de moordenaars van Erraghib - op dat moment niet teruggekeerd van een verlof uit de gevangenis - dat hij zijn dochtertje iedere zondagochtend wegbracht. De uitvoering van de moord verliep niet zonder problemen: de vluchtauto van de schutter en zijn handlanger weigerde te starten. Het tweetal moest er te voet vandoor. Een van hen kon snel worden gepakt in een naburig volkstuinencomplex.
De rechtbank begon in maart aan de inhoudelijke behandeling van het Marengoproces, dat onder meer zes moorden bestrijkt. Taghi is in alle zaken opdrachtgever geweest, zegt het OM. Kroongetuige Nabil B. schortte vorige week aan zijn kant de deal met het OM op, uit diepe onvrede over de manier waarop zijn gezin wordt beveiligd. Voor zover bekend is er nog geen oplossing voor die impasse.