Mildheid kenmerkte de eerste dag van het debat over de Prinsjesdag-plannen van het kabinet. Dat is weleens anders geweest bij het belangrijkste debat van het jaar van de Tweede Kamer. Vorig jaar moest Kamervoorzitter Khadija Arib de partijen nog oproepen de toon te matigen.
"In de begroting staat veel om blij mee te zijn", zei Lodewijk Asscher van de PvdA. Door een enorm begrotingsoverschot kan het derde kabinet van Mark Rutte flink met geld smijten. In de begroting is 3 miljard euro lastenverlichting opgenomen en er wordt extra geïnvesteerd in woningbouw. Het bedrijfsleven wordt juist harder aangeslagen.
Meer geld voor de publieke sector, wil de oppositie. Vooral meer geld voor onderwijs was vaak te horen. Het lerarentekort moet worden aangepakt en de salarissen in het basisonderwijs moeten worden gelijkgetrokken met het voortgezet onderwijs.
De coalitiepartijen willen er naar kijken. Ze hebben de steun van de oppositie nodig in de Eerste Kamer. Daarbij wordt vooral naar de PvdA en GroenLinks gekeken.
Regeringspartijen ChristenUnie en D66 willen dat gemeenten meer zekerheid krijgen over hun financiën, zodat bibliotheken, zwembaden, maar ook de jeugdzorg minder gevaar lopen. De huidige schommelingen in de bijdrage van het Rijk moeten verdwijnen. De gemeenten luidden op Prinsjesdag de noodklok over hun financiën.
Jesse Klaver (GroenLinks) deed een oproep om minder aan "scorebordpolitiek" te doen. De Kamer moet meer naar hoofdlijnen kijken en minder naar details. Dat gebeurde relatief veel tijdens het debat. Rob Jetten (D66) noemde het debat "een verademing" waarbij "respectvol en op de inhoud" werd gesproken.
Als het debat scherp werd ging het geregeld tussen de coalitiepartijen. Pieter Heerma (CDA) en Jetten botsten over boeren en het stikstofprobleem. D66 stelde onlangs voor de veestapel te halveren. Dat was tegen het zere been van de christendemocraten. Ook was er een gespannen debatje tussen Gert-Jan Segers (ChristenUnie) en de D66-leider over "voltooid leven".