Verdachten zonder vast adres moeten in de toekomst mogelijk al DNA afstaan als ze worden vastgezet. Nu gebeurt dat pas als ze zijn veroordeeld, maar minister Ferd Grapperhaus van Justitie gaat bekijken of dat eerder kan. Hij doet dat op aandringen van de Tweede Kamer, die is geschrokken van het grote aantal veroordeelden waarvan een DNA-monster nog ontbreekt.
Wie een misdrijf begaat, laat het vaak niet bij één keer. Door van daders DNA af te nemen, kunnen daarom geregeld ook weer andere delicten worden opgelost. Maar het lukt nog lang niet om, zoals de wet voorschrijft, van alle veroordeelden voor ernstige misdrijven een monster te nemen. Veroordeelden ontlopen dat liever, en slagen daarin omdat ze vaak pas worden opgeroepen als ze alweer op vrije voeten zijn. Dan verliest de politie hen uit het oog, en die ontbeert vaak de mankracht om hen op te sporen. Het leeuwendeel van deze groep heeft geen vaste woon- of verblijfplaats.
Grapperhaus herhaalt dat het afnemen van DNA bij mensen die nog niet zijn veroordeeld, al gauw op gespannen voet staat met de mensenrechten. Voor hij wil nadenken over een wetswijziging met die strekking, wil hij daarom eerst kijken of het ook zonder kan. In afwachting van die evaluatie, die volgend voorjaar klaar moet zijn, gaat hij wel onderzoeken hoe hij van verdachten zonder vast adres eerder DNA zou kunnen afnemen. Als dat nodig en mogelijk blijkt, kan hij daardoor komende lente meteen spijkers met koppen slaan.
De minister gaf eerder deze maand toe dat de achterstand van de DNA-databank alleen maar is toegenomen. Dat terwijl zijn departement na eerdere zorgelijke berichten daarover juist beterschap had beloofd. Volgens Nieuwsuur gaat het inmiddels om 21.000 veroordeelden.