Minister van Waterstaat Cora van Nieuwenhuizen mocht energiebedrijven Vattenfall en RWE niet dwingen tot het nemen van beschermende maatregelen voor vissen bij hun waterkrachtcentrales langs de Maas in Lith en Linne. De minister verleende in 2018 een tijdelijke vergunning voor het laten draaien van die waterkrachtcentrales, onder voorwaarde dat de bedrijven visbeschermende maatregelen met een experimenteel karakter zouden nemen. De Raad van State heeft woensdag echter bepaald dat de minister die voorwaarde helemaal niet kon stellen.
Het staat vast, aldus de hoogste bestuursrechter, dat de waterkrachtcentrales zonder extra maatregelen een vissterfte van meer dan 10 procent veroorzaken. Met name jonge palingen en zalmen worden in de turbines van de centrale vermorzeld. In de Waterwet is opgenomen dat vissterfte niet boven de 10 procent mag uitkomen. Die norm is vastgesteld om de ecologische kwaliteit van het watersysteem te beschermen. De minister gebruikte die norm in de verleende vergunningen en volgens de rechtbank in Den Bosch was dat terecht.
De Raad van State oordeelt nu dat deze norm uitgewerkt moet worden in de Wet milieubeheer via een algemene maatregel van bestuur. Dat is echter niet gebeurd. De norm is er wel, maar staat niet op de plek waar die hoort, aldus de bestuursrechter. Daarmee valt de belangrijkste voorwaarde in beide vergunningen weg. De Raad van State vernietigt de vergunningen en heeft bepaald dat de minister een nieuw besluit over de aangevraagde vergunningen moet nemen.
De waterkrachtcentrales kunnen gewoon blijven draaien op grond van een oudere vergunning. De centrales zijn in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw gebouwd en gaan gemiddeld 75 jaar mee. Er wordt stroom opgewekt voor tienduizenden huishoudens. Vattenfall en RWE experimenteren ondertussen al uit eigen beweging met systemen om vissterfte tegen te gaan.