Verdachten moeten in de toekomst mogelijk al DNA afstaan als ze worden vastgezet. Nu gebeurt dat pas als ze zijn veroordeeld, maar minister Ferd Grapperhaus van Justitie gaat voorbereidingen treffen om dat te vervroegen. Hij doet dat op aandringen van de Tweede Kamer, die is geschrokken van het grote aantal veroordeelden waarvan een DNA-monster nog ontbreekt.
Grapperhaus wil eerst wel bekijken of zo'n maatregel echt nodig is. Daar ziet het wel naar uit, erkent hij. De politie slaagt er nu bij duizenden veroordeelden niet in DNA af te nemen. Maar pas als komend voorjaar de evaluatie van de huidige aanpak is afgerond en blijkt dat die echt niet voldoet, valt zo'n rigoureuze aanscherping volgens de minister te verdedigen. Het afnemen van DNA bij mensen die nog niet zijn veroordeeld, staat immers al gauw op gespannen voet met de mensenrechten.
Wie een misdrijf begaat, laat het vaak niet bij één keer. Door van daders DNA af te nemen, kunnen daarom geregeld ook weer andere delicten worden opgelost. Maar het lukt nog lang niet om, zoals de wet voorschrijft, van alle veroordeelden voor ernstige misdrijven een monster te nemen. Veroordeelden ontlopen dat liever, en slagen daarin omdat ze vaak pas worden opgeroepen als ze alweer op vrije voeten zijn. Dan verliest de politie hen uit het oog en die ontbeert vaak de mankracht om hen op te sporen.
Omdat het leeuwendeel van deze groep geen vast adres heeft, wilde Grapperhaus eerst alleen kijken of hij van hén eerder DNA kan afnemen. Maar een Kamermeerderheid onder leiding van de SGP neemt daarmee geen genoegen. SGP-voorman Kees van der Staaij vroeg de minister vast te bezien of hij van álle verdachten in voorarrest genetisch materiaal kan afnemen.
Grapperhaus belooft alle voorbereidingen te treffen om, als zo'n maatregel inderdaad nodig blijkt, daartoe meteen over te gaan.