Minister Ferd Grapperhaus van Justitie wil ook niet-verdachten voortaan kunnen verplichten DNA af te staan. Dat is wel een heel zware maatregel, maar in uitzonderlijke gevallen moet dat kunnen om zeer ernstige misdrijven op te lossen, vindt hij.
Nu kan iedereen die niet is veroordeeld voor een ernstig misdrijf weigeren celmateriaal af te geven. Dat bemoeilijkt grootschalig DNA-onderzoek zoals bij de zaak-Nicky Verstappen. Maar het hindert ook alledaagsere zaken die makkelijker worden opgelost als de politie zou beschikken over het DNA van een vriend of kennis of van iemand die ter plaatse was.
Grapperhaus kondigde al eerder aan dat hij ook verdachten van een ernstig delict wil kunnen dwingen om erfelijk materiaal af te staan, maar vindt in uitzonderlijke gevallen ook een verdenking niet nodig. Daarmee maakt hij wel een inbreuk op de privacy, erkent hij. Daarom mag de politie zulk afgenomen DNA alleen gebruiken om te vergelijken met sporen die op de plaats van het misdrijf of op het slachtoffer zijn aangetroffen. Komt dat niet overeen, dan moet het meteen worden vernietigd.
De minister liet eerder weten dat hij niet langer wil wachten op een veroordeling om DNA af te nemen, omdat dat vaak mislukt. Veroordeelden ontlopen dat liever, en slagen daarin omdat ze vaak pas worden opgeroepen als ze alweer op vrije voeten zijn. Dan verliest de politie hen uit het oog en die ontbeert vaak de mankracht om hen op te sporen.
Dat vindt Grapperhaus jammer, want wie een misdrijf begaat, laat het vaak niet bij één keer. Door van daders DNA af te nemen, kunnen daarom geregeld ook weer andere delicten worden opgelost.