Nederland geeft 80 miljoen euro extra hulp aan Oekraïne. Dat maakten ministers Liesje Schreinemacher (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en Kajsa Ollongren (Defensie) maandag bekend tijdens een bezoek aan Kiev.
Het grootste deel van het geld (65 miljoen) is bedoeld voor de wederopbouw. Hiermee kunnen bijvoorbeeld Nederlandse bedrijven worden gefinancierd die de infrastructuur, zoals bruggen en wegen, in Oekraïne willen herstellen.
Ook wordt 10 miljoen euro vrijgemaakt voor het opruimen van mijnen en andere explosieven, aldus Schreinemacher. "Ontmijning is van levensbelang. Pas als explosieven zijn ontmanteld, kunnen mensen veilig terugkeren naar hun huis of hun landbouwgronden en kan het herstelwerk beginnen." Ollongren kijkt samen met een ander land of er training en steun kan worden gegeven aan de explosievenopruimingsdienst van Oekraïne.
Verder onderzoekt Nederland samen met Denemarken en Zweden de mogelijkheid om drie steden te 'adopteren' voor wederopbouw. Dat gebeurt op verzoek van de Oekraïense regering, zegt Schreinemacher. Het gaat om Cherson, Odessa en Mikolajev. Die eerste stad is trouwens nog in handen van de Russen. Schreinemacher maakt 1 miljoen euro vrij als bijdrage aan de eerste plannen voor de wederopbouw van de drie steden.
De wapenhulp zal worden voortgezet, beloofde minister Ollongren. Nederland leverde al voor 210 miljoen euro aan militaire goederen. Dat gaat wel ten koste van de voorraden van de Nederlandse strijdkrachten. Daarom wordt gekeken naar de mogelijkheden om direct materieel te bestellen bij fabrikanten. Het Verenigd Koninkrijk en Oekraïne hebben hier samen al een fonds voor opgericht. Ollongren overweegt een bijdrage aan dit fonds.
In het najaar gaat waarschijnlijk opnieuw een forensisch team van Defensie naar Oekraïne om bewijzen te verzamelen van oorlogsmisdaden. Dat gebeurt onder de vlag van het Internationaal Strafhof (ICC). In mei zochten al meer dan dertig marechaussees in Oekraïne ongeveer twee weken lang naar sporen en bewijzen van oorlogsmisdaden.
De bewindslieden gingen onder meer langs in Irpin, een voorstad van Kiev. Daar is aan het begin van de Russische inval zwaar gevochten. Het bezoek was geheim gehouden in verband met de veiligheid. Eerder brachten premier Mark Rutte en minister Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken) al een bezoek aan het land, dat op 24 februari werd aangevallen door Rusland.