Nederland steunt een voorstel van de Europese Commissie om het vaccinatiebewijs in Europa zonder boosterprik maximaal negen maanden geldig te laten zijn. Dat laat het ministerie van Volksgezondheid woensdag weten.
De commissie kwam vorige week met een advies aan de EU-landen: om in Europa te mogen reizen zou iemand zes tot uiterlijk negen maanden na volledige vaccinatie een boosterprik moeten krijgen. Het ministerie vindt het "belangrijk dat er wordt gewerkt aan een systeem voor heel Europa, zodat we de regels zo veel mogelijk gelijk kunnen trekken". Dat is in het "belang van het vrije verkeer van personen in de EU".
Een aantal lidstaten van de Europese Unie trok de afgelopen tijd al zijn eigen plan. Oostenrijk wil binnenkort geen toeristen meer toelaten die zijn geprikt met het Janssen-vaccin. In Frankrijk moeten 65-plussers en kwetsbare mensen deze maand nog een boosterprik halen, om hun coronapas te behouden.
Omdat landen alleen op beginnen te trekken en omdat "de besmettingen in Europa snel oplopen" ziet het kabinet het voorstel van de Commissie als "een veilige manier om reizen in Europa mogelijk te maken en houden".
Nederland, dat veel later begon met het toedienen van boosters dan andere EU-landen, zette eerder dit jaar nog in op een geldigheidsduur van ten minste twaalf maanden voor het Europese vaccinatiebewijs. Volgens een woordvoerder is dat standpunt inmiddels "achterhaald".
De commissie adviseerde de EU-landen vorige week om iedere gevaccineerde na zes maanden een oppepprik te geven. Na een overgangsperiode van nog eens drie maanden zou vervolgens het Europese coronareisbewijs niet langer geldig zijn, beval de commissie aan. Dat zou betekenen dat wie bijvoorbeeld in april is geprikt, in januari niet meer zomaar door de EU zou kunnen reizen.
De EU-landen overleggen nu over de voorgestelde aanbeveling. De commissie past die mogelijk aan.