Tijdens de oorlog tegen Indonesië gebruikte de Nederlandse krijgsmacht volgens de onderzoekers "veelvuldig en structureel extreem geweld, in de vorm van buitenrechtelijke executies, mishandeling en marteling, detentie onder inhumane omstandigheden, brandstichting van huizen en dorpen, diefstal en vernieling van goederen en levensmiddelen, disproportionele luchtaanvallen en artilleriebeschietingen, en veelal willekeurige massa-arrestaties en -interneringen."
De Nederlandse krijgsmacht was als instituut verantwoordelijk voor het toegepaste geweld, zeggen de wetenschappers, inclusief het extreme geweld. "Zij opereerde echter in nauwe samenspraak met en onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering. Politici in Nederland, gesteund door hun aanhang, gaven weinig aandacht aan het extreme geweld en namen er in feite ook geen verantwoordelijkheid voor." Ze konden zich die houding veroorloven omdat er een breed maatschappelijk draagvlak was voor de oorlogvoering, zo wordt nu geconcludeerd.