Het kabinet moet structurele maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat mensen rond het bestaansminimum ook mee kunnen doen in de maatschappij, zegt Arjan Vliegenthart, directeur van het Nibud. Het budgetinstituut dat hij leidt, werkte mee aan een belangrijk advies over het sociale minimum. Volgens Vliegenthart, tevens lid van de adviescommissie, laat het rapport zien dat tijdelijke maatregelen niet genoeg zijn om bestaanszekerheid te verzekeren.
"Wij zagen al langer dat sommige groepen structureel een te laag inkomen hebben om minimale uitgaven te doen", stelt Vliegenthart. "Dat zie je terug in het rapport. Het scheelt wel flink per groep." Sommige groepen, onder wie AOW'ers, komen goed rond als ze rond het bestaansminimum zitten. Andere, bijvoorbeeld grotere bijstandsgezinnen, komen honderden euro's per maand tekort.
Veel instanties zeggen al langer dat het sociaal minimum tekortschiet. De Nationale Ombudsman sprak eerder dit jaar van een "asociaal minimum". Toch is het advies dat de commissie deze week publiceerde belangrijk, vindt Vliegenthart.
"De winst van het rapport is dat duidelijk is geworden: wat zijn nou de meest noodzakelijke uitgaven om te doen." Samen met het CPB en het Nibud keek de commissie naar de uitgaven die een huishouden moet doen om mee te komen in de maatschappij. Naast huur, boodschappen, verzekeringen en kleding gaat het ook om een dagje uit en hobby's. "Wij vinden het belangrijk omdat inkomen als zodanig niet zoveel zegt." Het gaat erom of je de rekeningen kan betalen, stelt Vliegenthart. En er is dus ruimte voor meer dan wat vroeger als noodzakelijk werd gezien: geld voor de sportschool of de bibliotheek.
"Zonder dat budget is volwaardig meedoen niet mogelijk", zegt Vliegenthart. Hij ziet in de discussie over armoede ook dat er meer begrip is voor financiële ruimte voor wat extra's. Het debat over het bestaansminimum is gedraaid, ziet hij. "Het algemene gevoel is niet meer: eigen schuld dikke bult." Kleine schulden leiden juist op termijn vaak tot grote betalingsproblemen. De commissie pleit dan ook voor een 'flexbudget', zodat huishoudens onverwachte financiële tegenvallers kunnen opvangen.
Het kabinet noemt het advies van de commissie "belangrijk", en zal het meenemen in de onderhandelingen over de begroting van volgend jaar. Vanaf 1 januari 2024 vallen veel tijdelijke ingrepen ook weg, en de verwachting is dat het kabinet structurele maatregelen gaat nemen om te voorkomen dat meer mensen geldproblemen krijgen.