De TU Eindhoven (TU/e) richt een nieuw instituut op dat zich gaat richten op vraagstukken rond de zogeheten energietransitie, de overgang van fossiele brandstoffen naar een duurzame energievoorziening. Samen met de industrie rond Eindhoven gaat het Eindhoven Institute for Renewable Energy Systems (EIRES) "slimme oplossingen ontwikkelen voor de conversie en opslag van energie". De TU/e investeert de komende vijf jaar 10 miljoen euro in het instituut, zo maakte bestuursvoorzitter Robert-Jan Smits maandag bekend.
"Wij nemen als universiteit onze verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan de energietransitie", zei Smits tijdens de opening van het Academisch Jaar. Net als op veel andere universiteiten vond die opening ditmaal virtueel plaats, vanwege het coronavirus. De TU/e zond op internet onder meer een talkshow uit met bestuursvoorzitter Smits en staatssecretaris Stientje van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat).
Een van de knelpunten in de overstap op hernieuwbare energie, is dat de bronnen niet altijd meewerken. Windmolens hebben wind nodig en zonnepanelen zonlicht, maar het waait niet altijd even hard en de zon schijnt ook niet altijd. "Bovendien wil je energie soms in een andere vorm dan alleen stroom. Om te zorgen dat je altijd precies die energie krijgt waar en wanneer je hem nodig hebt, heb je slimme opslag en conversie nodig", zegt Richard van de Sanden, de wetenschappelijk directeur van EIRES.
Conversie betekent het omzetten van energie. Zo kan groene stroom bijvoorbeeld worden gebruikt om waterstof te produceren. Die kan worden opgeslagen en bijvoorbeeld dienen als vervanger voor aardgas.
De projecten van EIRES richten zich op het gelijktijdig verduurzamen van de energiesector, het transport én de chemie. Daartoe trekt de TU/e vier nieuwe hoogleraren en elf nieuwe universitaire docenten aan.