Nederland heeft er in de afgelopen veertig jaar opvallende nieuwe vogels bijgekregen, zoals de zeearend en de kraanvogel. Maar er zijn ook soorten voorgoed verdwenen. Voorbeelden daarvan zijn de ortolaan, de duinpieper en de klapekster. Dat staat in de nieuwe Vogelatlas van Nederland, die minister Carola Schouten (Natuur) zaterdag in Apeldoorn in ontvangst neemt.
Aan de nieuwe atlas van Sovon Vogelonderzoek Nederland is drie jaar lang gewerkt door duizenden vrijwilligers. De vogelaars gingen geregeld op pad om vogels te tellen. De atlas geldt volgens de Vogelbescherming en andere natuurorganisaties als het standaardwerk over trends en ontwikkelingen in de vogelstand.
Volgens de samenstellers van de atlas zijn er tijdens het broedseizoen in vergelijking met veertig jaar geleden ongeveer evenveel vogels in Nederland. ,,Maar de samenstelling van de vogelstand is spectaculair veranderd'', zeggen zij. In de verschillende regio's in het land komen steeds meer dezelfde vogels voor. Zo zijn de grote bonte specht en de boomkruiper overal te zien. Ook exotische soorten, die eigenlijk niet in Nederland thuishoren, doen het goed.
Duin- en kustvogels hebben het moeilijk, net als de boerenland- en weidevogels. Volgens de Vogelbescherming zijn de patrijs, de grutto en de veldleeuwerik vrijwel verdwenen. In 1975 behoorde de helft van alle vogels nog tot de boerenlandsoorten, maar nu is dat nog maar 20 procent. Natuurbeschermers en overheden proberen samen met boeren om de weidevogelstand te verbeteren.
De Vogelatlas laat ook zien dat het met sommige vogels opvallend goed gaat: zilver- en purperreigers zijn weer helemaal terug en met de slechtvalk gaat het prima. Dat is volgens de vogelaars te danken aan natuurbescherming en een betere waterkwaliteit.