De Europese medicijnautoriteiten hebben enkele nieuwe zeldzame bijwerkingen vastgesteld van de coronavaccins van Janssen en AstraZeneca. Opnieuw gaat het om specifieke aandoeningen in het bloed. Bij Janssen kunnen in uitzonderlijke gevallen bloedpropjes in de aderen ontstaan (veneuze trombo-embolie). Ook lopen mensen die met het in Nederland ontwikkelde vaccin worden geprikt een zeer klein risico op immunotrombocytopenie (ITP). Dat is een ziekte waarbij het eigen afweersysteem de bloedplaatjes aanvalt.
ITP is tevens aan de bijsluiter van het AstraZeneva-vaccin toegevoegd als zeldzame bijwerking. Dat is gebeurd op aanbeveling van een comité van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) dat de werking van de vaccins en de mogelijke bijwerkingen ervan continu in de gaten houdt.
De Nederlandse medicijnautoriteit CBG adviseert zorgverleners en mensen die geprikt zijn met een van beide vaccins om in de periode daarna alert te zijn op symptomen van de aandoeningen. Bij mensen die al eerder door deze ziektebeelden zijn getroffen moet voor vaccinatie "een afweging worden gemaakt van de risico’s", aldus de instantie.
Eerder werd al bekend dat de coronavaccins van Janssen en AstraZeneca in heel zeldzame gevallen een combinatie van stolselvorming in de aderen en een verlaagd aantal bloedplaatjes kan veroorzaken. Die riskante combinatie staat bekend als trombose met trombocytopenie syndroom (TTS).
Beide vaccins zijn aan het begin van de vaccinatiecampagne in Nederland aan mensen toegediend. In het voorjaar werd besloten om vooral nog gebruik te maken van de zogeheten mRNA-vaccins van Pfizer/BioNTech en Moderna. Bij die vaccins doen de genoemde ernstige bijwerkingen zich niet voor. Het middel van AstraZeneca wordt al maanden niet meer gebruikt. Dat van Janssen is wel nog op aanvraag beschikbaar voor wie dat graag wil. EMA beschouwt beide vaccins overigens nog wel als veilig.