Het Openbaar Ministerie (OM) wil dat de twee hoofdverdachten in het financiële schandaal rond Vestia worden veroordeeld tot celstraffen van vier en bijna vijf jaar. Volgens de aanklagers bij de rechtbank in Rotterdam hebben zij zich schuldig gemaakt aan omkoping, oplichting, fraude en witwassen.
De affaire leidde in 2012 bijna tot de val van de toen grootste woningbouwcorporatie van Nederland. Het tweetal had jarenlang bij diverse banken voor 23 miljard euro aan derivatencontracten voor Vestia afgesloten. Dat zijn financiële producten die beschermen tegen rentestijgingen. Het ging mis toen de rente juist fors daalde.
Daarna kwam aan het licht dat Vestia-kasbeheerder Marcel de V. (51) en financieel tussenpersoon Arjan G. (47) tot eind 2010 gretig honderden derivatencontracten hadden afgesloten. In ruil daarvoor streken zij zelf heimelijk miljoenen euro's op aan een soort provisie, die zij van de banken ontvingen. G. ontving ruim 20 miljoen euro en sluisde de helft daarvan door aan De V.
De V. hield zowel deze betalingen als de inzet van een tussenpersoon verborgen voor zijn werkgever. Vestia ging ervan uit dat De V. de derivatencontracten regelde in het belang van de corporatie, maar het was volgens het OM vooral zijn eigen belang.
De V. , die vindt dat hij niets verkeerd heeft gedaan, hoorde vier jaar cel eisen. Tegen G. werd vier jaar en negen maanden cel geëist. Hij bekende omkoping en werkte weliswaar mee met het onderzoek, maar hij heeft volgens het OM iets meer op zijn kerfstok. Zo probeerde hij onder meer zijn vermogen snel weg te zetten bij familieleden.