In het hoger beroep over de zogeheten Drentse kofferbakmoord heeft het Openbaar Ministerie een celstraf van twintig jaar geëist. "Alles wijst in de richting van één persoon: Hans O.", zei de aanklager donderdag in het hof in Leeuwarden.
Ralf Meinema (31) uit Klazienaveen werd in maart 2017 levenloos gevonden in de kofferbak van zijn eigen auto. De wagen lag half in het water van het Stieltjeskanaal bij Coevorden. De doodsoorzaak was hersenletsel, aangebracht door een zwaar voorwerp dat tegen zijn hoofd werd geslagen. Het geweld is gepleegd terwijl hij nog in leven was op een andere locatie, stelt de aanklager. "Hij is op een genadeloze en laffe wijze van het leven beroofd."
De 45-jarige verdachte Hans O. werd vorig jaar vrijgesproken van moord of doodslag in de zaak. Volgens de rechtbank in Assen was er te veel onduidelijk in aanloop naar de dood van Meinema. Het OM had achttien jaar cel tegen O. geëist en tekende beroep aan. Volgens de aanklager heeft de rechtbank in Assen, het bewijsmateriaal "verkeerd gewaardeerd."
Volgens het OM was O. de laatste persoon die contact had met het slachtoffer. Dat contact zou volgens O. te maken hebben met een mislukte drugsdeal. Meinema had hem drugs aangeboden en O. maakte een afspraak met een prepaidtelefoon. Op de bewuste avond had Meinema, volgens O., de drugs niet bij zich. Het OM noemt deze verklaring "volstrekt ongeloofwaardig." Aannemelijker is dat Meinema door de verdachte naar Emmen werd "gelokt", stelt het OM. Volgens de aanklager ging het om een "van tevoren afgesproken criminele afrekening".
Er werd DNA aangetroffen van O. op de broek van het slachtoffer. Uit onderzoek blijkt dat dit DNA-spoor is overgebracht rond de dood van Meinema.
Daarnaast zou een anonieme getuige gehoord hebben dat O. Meinema had doodgeslagen met een wapen en de sporen zou hebben uitgewist met zijn familie.
"Het gaat het voorstellingsvermogen te buiten hoe Ralf zijn laatste momenten heeft beleefd", stelde de aanklager. "Ook voor zijn lichaam en nabestaanden was er geen respect. Het was de bedoeling dat de auto in het kanaal zonk en nooit meer werd gevonden."
De advocaat van O. noemt moord niet aannemelijk. Hij zei in zijn pleidooi dat niets wijst op een vooropgezet plan. "Aannemelijker is dat sprake was van een opwelling of uit de hand gelopen feiten." De raadsman zei ook dat en weinig duidelijk is over het motief en het aantal daders.