Het Openbaar Ministerie gaat in hoger beroep in de zaak tegen vijf Nederlandse IS-vrouwen die vorig jaar zijn opgehaald uit een vluchtelingenkamp in Syrië. Vorige week heeft de rechtbank in Rotterdam vier vrouwen veroordeeld voor deelname aan de terroristische organisatie IS en aan voorbereidingshandelingen van een terroristisch misdrijf in Syrië of Irak vanaf 2013. Een vijfde vrouw is daarvan vrijgesproken.
De vier vrouwen kregen een celstraf van tussen de 30 en 36 maanden opgelegd, waarvan twaalf tot vijftien maanden voorwaardelijk. De vijfde vrouw kreeg een celstraf van zestien maanden, waarvan negen voorwaardelijk voor het in hulpeloze toestand brengen van haar kind. In 2014 nam ze haar zoon met zich mee toen ze naar het IS-gebied afreisde. Hij is daar op 16-jarige leeftijd overleden. Het OM had straffen van tussen de 42 en de 48 maanden geëist.
De rechtbank gaf de vrouwen een lagere celstraf omdat ze onder andere onder erbarmelijke omstandigheden in een Koerdisch vluchtelingenkamp verbleven samen met hun kinderen. Ook het mogelijk verliezen van hun Nederlandse nationaliteit en de gevolgen daarvan is in de overweging van de rechtbank meegenomen. Het OM is het daar niet mee eens en tekent daarom beroep aan.
De rechter oordeelde eerder dat Nederland de vrouwen terug moest halen zodat ze hier vervolgd konden worden voor hun mogelijke betrokkenheid bij IS. Als dat niet op tijd zou gebeuren dan zouden hun rechtszaken vervallen. De vrouwen en kinderen zijn in februari 2022 opgehaald uit het Koerdische vluchtelingenkamp al-Roj in het noorden van Syrië.