Het onderzoek naar de drie moorden in Den Haag en Limburg waarvoor verdachte Thijs H. wordt vervolgd, is bijna klaar. Het wachten is nog op de uitkomsten van het onderzoek in het Pieter Baan Centrum naar de geestesgesteldheid van de verdachte. Die heeft de moorden bekend en daarbij verklaard dat hij in een psychose verkeerde. Ook meerdere onderzoeken van het Nederlands Forensisch Instituut zijn vrijwel klaar.
Dat bleek maandag tijdens een korte, tweede inleidende zitting voor de rechtbank in Maastricht. De inmiddels 28-jarige H. was aanwezig, maar zei dit keer niets.
Het NFI onderzocht onder meer of letsels bij de neergestoken man en vrouw op de Brunssummerheide in Limburg zijn veroorzaakt door "een bepaald mes". Het Openbaar Ministerie denkt dat het mes dat H. daar heeft gebruikt, uit het messenblok van zijn ouders komt. De moeder van H. heeft dat mes bij haar tweede verklaring aan de politie gegeven.
Het mes waarmee de Limburger de vrouw in Den Haag doodstak, was al gevonden op zijn kamer in Den Haag, waar hij sinds kort woonde. Daar is ook bloed gevonden op een jas en in de badkamer. Het NFI komt nog met de resultaten van DNA-onderzoek hiernaar.
Op de vorige zitting zeiden de officieren van justitie dat de ouders van H. "beperkt meewerkten" en de rugtas en kleren van hun zoon hebben gewassen. H.'s advocaat Serge Weening was boos over deze suggesties. Volgens hem hadden zijn ouders hun handen vol aan hun zoon, die al onder psychiatrische behandeling stond, en brachten zij hem niet in verband met een misdaad, zei hij maandag na afloop.
Uit toxicologisch onderzoek van een haar van H. blijkt dat hij in de twee maanden voorafgaand aan de moorden begin mei, dexamfetamine slikte. Dat is een medicijn tegen ADHD. De rechtbank wil nog weten of het alleen om dit medicijn gaat of dat er ook sprake was van het gebruik van amfetamine (speed) als drugs.
Weening bevestigde dat H. de nabestaanden van zijn slachtoffers een brief heeft geschreven. Hij wilde niet op de inhoud ingaan, maar ontkende dat het bedoeld was als een charmeoffensief via de media, zoals nabestaanden zeggen.
Op de volgende inleidende zitting, op 17 december, komt waarschijnlijk aan bod in hoeverre deskundigen hem toerekeningsvatbaar achten. De rechtszaak wordt mogelijk in het voorjaar inhoudelijk behandeld, denkt Weening.