Nederland was er goed op voorbereid dat het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie zou verlaten in 2020, maar het duurde wel lang voordat het zo ver was. Dat concluderen onderzoekers van denktank RAND Europe. De organisatie was door de Nederlandse regering gevraagd de voorbereidingen voor de Brexit te onderzoeken. Door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk, waartoe het land in 2016 besloot, is handel lastiger geworden mede vanwege papierwerk en grenscontroles.
De Nederlandse belangen zijn zowat het beste gediend van alle lidstaten, aldus de onderzoekers. Dat kwam mede doordat Nederland als een van de eerste landen een goed beeld had van de impact van de Brexit. Daardoor was Nederland een "effectieve samenwerkingspartner" voor de Europese Commissie, die de onderhandelingen met het Verenigd Koninkrijk deed. Betrokkenen die de onderzoekers spraken waren dan ook "unaniem zeer positief".
Minder enthousiast zijn de onderzoekers over hoe ministeries hun belangen en voorbereidingen met elkaar afstemden. Een werkgroep die dat moest regelen bestond uit relatief veel jonge ambtenaren, "waardoor het even tijd kostte om de juiste expertise te ontwikkelen", aldus de onderzoekers. Een andere werkgroep nam de coördinatie later op zich.
Ook is niet vast te stellen of het geld dat de overheid voor de voorbereidingen had uitgetrokken doelmatig is uitgegeven. Centrale sturing op de budgetten ontbrak, omdat de ministeries hun delen vanuit de eigen begroting financierden. Onder andere voor het aantrekken van extra douanepersoneel en meer politie-inzet moest geld worden vrijgemaakt. In totaal werd er ruim 500 miljoen euro uitgetrokken voor alle voorbereidingen voor de Brexit.
Verder was er goed contact met vooral het bedrijfsleven en experts bij ministeries, maar weinig met externe deskundigen. Ook werden individuele bedrijven niet altijd gehoord, aldus RAND. De onderzoekers vinden dat ook de communicatie naar Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk beter had gekund.