Jos B., verdacht van het ontvoeren, misbruiken en doden van de 11-jarige Nicky Verstappen in 1998, deed tijdens de tweede zittingsdag van zijn zaak een opvallende verspreking. Op de vraag waarom B. niet heeft meegewerkt aan een groot DNA-verwantschapsonderzoek in 2017 zei hij besloten te hebben niets met de zaak te maken te willen hebben. Dat besluit nam hij naar eigen zeggen "nadat ik de jongen gevonden had op de Heikop in 1998". Het lichaam van Nicky werd een kilometer verderop gevonden.
Na altijd te hebben gezwegen, verklaarde B. maandag tijdens de eerste zittingsdag het lichaam van Nicky op 11 augustus gevonden te hebben bij een sparrenbos op zo'n kilometer afstand van de plek waar Nicky kampeerde. De Heikop - waar B. het dinsdag dus over had - is de plek waar de tent van Nicky stond, hij was daar op kamp.
Het Openbaar Ministerie vroeg na een korte pauze opheldering aan B. De Limburger zei niet meer precies te weten wat hij kort daarvoor had gezegd. "Ik was op de heide, dus..."
Later sprak B. zichzelf nogmaals tegen. Op de wederom gestelde vraag wanneer hij dan had besloten om niet mee te werken aan het DNA-onderzoek zei hij dat er twee beslismomenten waren. Eerst toen hij het lichaam van Nicky had gevonden, en "de dag erna" toen hij nogmaals naar de Brunssummerheide fietste en daar werd aangehouden door de marechaussee. De rechtbank vroeg B. wat hij bedoelde met de dag erna. Maandag had hij immers verklaard dat hij Nicky op 11 augustus dood had gevonden. Diezelfde nacht werd hij staande gehouden. Gevraagd om dit uit te leggen zei B.: "Alles is wazig."
Ook over zijn ontmoeting met de marechaussee zei B. tegenstrijdige dingen. Hij verklaarde dat hij destijds toch had besloten te vertellen dat hij een overleden jongen had gevonden, maar dat hij van de marechaussee had begrepen dat de jongen inmiddels gevonden was. Echter, uit niets blijkt dat de marechaussee dat aan B. had verteld. Hiermee geconfronteerd in de rechtszaal, zei hij zich te onthouden van commentaar.