Over het terugdringen van andere broeikasgassen dan CO2 bestaat nog veel onduidelijkheid. Als daar geen verandering in komt, kan het moeilijker worden om de klimaatdoelen te halen, waarschuwen onderzoekers van onder meer het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). De wetenschappelijke onzekerheid is het grootst als het gaat om de uitstoot van de landbouw, schrijven de onderzoekers in een publicatie in Nature Communications.
De opwarming van de aarde komt door uiteenlopende broeikasgassen, die warmte vasthouden in de atmosfeer. De meeste aandacht gaat daarbij steevast uit naar koolstofdioxide (CO2), omdat die de grootste boosdoener is. Ongeveer een derde van de opwarming is echter te wijten aan andere broeikasgassen, methaan voorop. Dit gas komt bijvoorbeeld vrij bij gaswinning, maar het wordt ook gevormd in de pens van koeien en borrelt op uit rijstvelden.
Methaangas blijft veel minder lang in de atmosfeer hangen dan CO2, maar het is op een tijdschaal van twintig jaar meer dan tachtig keer zo krachtig in het vasthouden van warmte dan CO2. Klimaatkenners hameren er daarom al langer op dat het verminderen van deze uitstoot op korte termijn veel kan bijdragen in het beperken van de opwarming. Dat geldt ook voor lachgas en fluorkoolwaterstoffen (HFK's).
De studie van het PBL, waar ook de Universiteit Utrecht aan meewerkte, onderstreept dat het terugdringen van "niet-CO2-broeikasgassen" cruciaal is om klimaatdoelen te halen. In pessimistische scenario's over deze gassen gaat het al niet meer lukken om de opwarming te beperken tot 1,5 graad Celsius. Die grens is volgens wetenschappers belangrijk om te voorkomen dat kantelpunten worden bereikt waardoor de klimaatverandering uit de hand loopt. In het Klimaatakkoord van Parijs uit 2015 is afgesproken de temperatuurstijging op aarde bij voorkeur onder de 1,5 graad te houden, en in elk geval ruim onder de 2 graden.
Op de klimaattop in Glasgow kwamen regeringsleiders overeen dat ze hun methaanuitstoot tegen 2030 met 30 procent willen verlagen. Die belofte is inmiddels door 150 overheden gedaan, waaronder de EU-landen en de VS. Over de haalbaarheid bestaat volgens de onderzoekers echter grote onduidelijkheid. Ook in de wetenschappelijke literatuur is "verrassend weinig" hierover te vinden. In studies die er wel zijn, wordt vaak uitgegaan van "oude data en middle-of-the-road-schattingen", stelt PBL-onderzoeker Mathijs Harmsen. "Daardoor blijft de onzekerheid verstopt in de modellen, en blijven de mogelijk grote gevolgen daarvan buiten beeld."