Er bestaat voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs geen aanleiding om het leenstelsel geheel of gedeeltelijk terug te draaien, zegt het Centraal Planbureau (CPB). Die conclusie trekt het CPB op basis van onderzoek in samenwerking met de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
Scholieren gaan volgens dit onderzoek nog net zo vaak studeren als voor invoering van het leenstelsel in het 2015, toen de basisbeurs werd vervangen. Net als vóór 2015 gaat 85 procent van de havo- en vwo-scholieren na de invoering van de Wet studievoorschot een studie volgen aan hbo of universiteit. Dit geldt voor alle groepen studenten, dus ongeacht het inkomen van de ouders, aldus de onderzoekers.
Wel zijn studenten na het wegvallen van de basisbeurs meer geld gaan lenen via de aanvullende beurs, zo'n 100 tot 150 euro per maand. Zij zijn niet meer gaan werken. Volgens het CPB is het "opvallend dat studenten uit gezinnen met een laag inkomen net zoveel extra zijn gaan lenen als studenten uit gezinnen met een hoog inkomen, terwijl zij er door de verhoging van de aanvullende beurs minder op achteruit zijn gegaan".
Het studievoorschot heeft ook niet geleid tot andere studiekeuzes, noch tot meer uitval of het wisselen van opleiding na een jaar.
Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) is niet gerust: "Dat studenten meer lenen is een slechte zaak, schulden leiden uiteindelijk later tot beperkingen op bijvoorbeeld de hoogte van de maximale hypotheek", zegt bestuurslid Eline van Hove.
Het ISO wijst er ook op dat de doorstroom vanuit het mbo niet is meegenomen in het onderzoek en dat die juist wel een daling te zien geeft. "Wij willen nog niet concluderen dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs niet is beïnvloed. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap laat een onderzoek uitvoeren naar het leenstelsel, ook daar moeten we op wachten."