Een uit Oekraïne gevluchte derdelander die bij de Raad van State in hoger beroep is gegaan tegen zijn uitzetting, mag nog niet worden uitgezet. Dat heeft de voorzieningenrechter van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vrijdag geoordeeld. De Raad van State heeft meer tijd nodig om te beoordelen of het terugkeerbesluit van demissionair staatssecretaris Eric van der Burg (Asiel) rechtmatig is genomen.
Het gaat om een zogeheten 'ordemaatregel' die de voorzieningenrechter heeft genomen. Zonder dat naar de inhoud van de zaak is gekeken, heeft de voorzieningenrechter besloten dat deze derdelander tot nader order niet mag worden uitgezet. De rechter maakt als het ware even pas op de plaats om nader onderzoek te kunnen doen.
Reden hiervoor zijn de tegengestelde uitspraken van verschillende rechtbanken in zaken die diverse derdelanders hebben aangespannen tegen hun dreigende uitzetting. "Zij komen tot uiteenlopende uitkomsten, met verschillende juridische argumentaties", schrijft de voorzieningenrechter van de Raad van State in zijn vonnis. Daarbij komt het verzoek dat de rechtbank in Amsterdam vrijdag aan het Europese Hof van Justitie heeft gedaan om een uitspraak te doen over de rechten van derdelanders.
Derdelanders zijn mensen die met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne woonden toen Rusland het land binnenviel. Ze vluchtten naar Nederland.
Verscheidene rechtbanken hebben bepaald dat derdelanders recht hebben op dezelfde bescherming als Oekraïners die in Nederland worden opgevangen, en niet mogen worden uitgezet. Andere rechtbanken sluiten zich in hun vonnissen juist aan bij een eerdere uitspraak van de Raad van State, die stelde dat derdelanders vanaf 4 maart geen recht meer op verblijf in Nederland hebben. Zij moeten uiterlijk 2 april Nederland verlaten. Dat is ook de lijn van de staatssecretaris.
De derdelander over wie de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State nu de ordemaatregel heeft genomen, is daar in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank in Utrecht. Die oordeelde dat de derdelander geen recht meer heeft op verblijf en mag worden uitgezet.
Omdat er nader onderzoek nodig is "en gelet op de belangen die de vreemdeling en de staatssecretaris naar voren hebben gebracht" heeft de voorzieningenrechter besloten dat het terugkeerbesluit voorlopig niet mag worden uitgevoerd. De uitspraak geldt alleen voor deze derdelander.