De Raad van State, de hoogste bestuursrechter van het land, oordeelt woensdag of het kabinet een schadevergoeding moet betalen aan de fabrikant van de stint en aan kinderopvangcentra. Het kabinet besloot de elektrische bolderwagen van de weg te halen na het dodelijke ongeluk in 2018, waarbij vier kinderen omkwamen. Het model bleek problemen te hebben met de rem.
De rechter oordeelde in maart dit jaar dat de Staat direct een schadevergoeding had moeten aanbieden aan scholen, omdat zij door het besluit vervangend vervoer moesten aanschaffen. Ook vond de rechter dat het ministerie van Infrastructuur in 2011 steken had laten vallen tijdens de technische keuring van de stint.
Het kabinet ging in beroep tegen de uitspraak. Toenmalig minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur) vond dat de stint omwille de veiligheid direct van de weg gehaald moest worden. Daarom was er volgens haar geen tijd om de procedure voor schadevergoeding af te wachten.
Ook was ze het oneens met de rechter over een zwaardere versie van de stint. De rechtbank ziet de zwaardere en lichtere versie als hetzelfde voertuig. Maar Van Nieuwenhuizen beschouwde de zwaardere variant als een apart voertuig. Die had volgens haar nooit de weg op gemogen omdat deze niet is goedgekeurd door het ministerie. Als het ministerie ongelijk krijgt, komen instellingen die de zwaardere stint gebruiken mogelijk ook in aanmerking voor een schadevergoeding.
Inmiddels rijdt de opvolger van de stint weer op de openbare weg. Ook deze zogeheten BSO-bus wordt vooral gebruikt door de kinderopvangbranche.