De druk op Almere vanuit de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit neemt in de komende jaren toe, en er moet substantieel meer geld bij om de criminaliteit en veiligheid in de stad beheersbaar te houden. Dat melden onderzoekers in een rapport over de periode 2010-2030 dat donderdag is verschenen.
De onderzoekers adviseren bijvoorbeeld om meer te investeren in de aanpak van de jeugdcriminaliteit. Ook naar de aanpak van ondermijning en onlinecriminaliteit moet meer geld.
Waarnemend burgemeester Ank Bijleveld schrijft in een voorwoord van het rapport niet verbaasd te zijn over de adviezen van de onderzoekers. "De afgelopen jaren is sprake geweest van een toename in complexiteit en een versteviging van de veiligheidsproblematiek. Deze ontwikkelingen zijn de organisatie van openbare orde en veiligheid in Almere boven het hoofd gegroeid", aldus Bijleveld. Volgens de burgemeester is de ambtelijke organisatie "niet langer in staat om op alle fronten mee te doen op basis van de huidige capaciteit".
De onderzoekers melden dat Almere, in vergelijking met andere steden, relatief veel delicten kent. Zo is het aantal straatroven, na een jarenlange daling, weer aan het stijgen. Het percentage slachtoffers van cyberdelicten in Almere ligt hoger dan het landelijke gemiddelde en ook op het gebied van hacken en identiteitsfraude scoort de stad relatief hoog. Daarnaast blijken jongeren in Almere bovengemiddeld kwetsbaar voor drugscriminaliteit. "Jongeren en jongvolwassenen lopen een risico om in de drugscriminaliteit te worden gezogen", aldus de onderzoekers.
Tegelijkertijd verwacht het CBS dat Almere in 2030 255.000 inwoners telt en doorgroeit naar 300.000 inwoners in 2040. Dat betekent een groei van 4200 inwoners per jaar in de komende jaren, waardoor de druk op de stad toeneemt. "Kort door de bocht betekent meer jeugd in het algemeen ook meer (jeugd)criminaliteit", aldus de onderzoekers. En dat betekent dat er meer capaciteit en middelen nodig zijn, zo wordt beredeneerd. "Iedereen in het stadhuis beseft dat Almere steeds meer te maken krijgt met grootstedelijke problematiek, maar we constateren dat de benodigde capaciteit om deze ontwikkeling op te vangen achterblijft."