De top van de Landelijke Eenheid van de politie heeft niet alleen grote fouten gemaakt in de aanloop naar de zelfmoord van een agent vorig jaar augustus. Kort na zijn overlijden heeft de top bij de nabestaanden onnodig leed veroorzaakt door de authenticiteit van een van de 39 afscheidsbrieven van agent M. in twijfel te trekken. Dat stelt de commissie-Oebele Brouwer in zijn onderzoeksrapport over de dood van de agent, dat justitieminister Dilan Yeşilgöz op verzoek van de Tweede Kamer alsnog openbaar heeft gemaakt.
In die afscheidsbrieven stelt de agent, die lang undercover heeft gewerkt, dat hij door zijn leidinggevenden moedwillig is tegengewerkt en dat sprake is van pesten. Ook schreef hij daarin dat het werk niet de oorzaak van zijn dood is, maar dat de werkomstandigheden hem zeker niet hebben geholpen.
De Landelijke Eenheid (LE) heeft gesproken met een goede vriend van M. die op verzoek van de agent de brief een tijdje na zijn overlijden heeft bezorgd aan het sectorhoofd van M. Daarbij uitte de LE niet alleen twijfels over de echtheid van de brief maar ook over de integriteit van de vriend. Deze gang van zaken is "niet fatsoenlijk" en heeft "onnodig leed" veroorzaakt bij de nabestaanden, oordeelt de onderzoekscommissie.
De gang van zaken is bovendien "niet gepast" na het overlijden van een "verdienstelijk politieman" die "zeer waarschijnlijk PTSS had opgelopen door het werk", stelt de commissie. Op basis van de beschikbare informatie twijfelt de commissie niet aan de echtheid van de brief. "Dat maakt de gang van zaken des te wranger."
De commissie kan geen onderbouwd oordeel geven of de harde verwijten van de agent aan de sectorleiding juist zijn, maar stelt dat het "niet vreemd" is dat bij "M de indruk is ontstaan dat hij bewust werd tegengewerkt, genegeerd en gepest". Behalve van zijn teamleider heeft hij van andere leidinggevenden van de Dienst Speciale Operaties (DSO), waaronder de agent viel, "overwegend negatieve aandacht" gehad.