Acht Afghanen die betrokken waren bij de Nederlandse missie in Uruzgan hoeven niet te worden overgebracht naar Nederland. De rechter in Den Haag heeft woensdag bepaald dat de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie hun verzoeken daartoe mochten afwijzen.
De acht vinden dat zij bescherming verdienen van de Nederlandse overheid. Ruim een half jaar geleden vroegen zij de minister van Buitenlandse Zaken om hen en hun gezinsleden naar Nederland over te brengen, maar die wees hun verzoeken af. Tegen dat besluit tekenden zij beroep aan bij de bestuursrechter.
Zes van de acht werkten als bewaker van Afghan Security Guard voor de Nederlandse militaire missie die van 2006 tot 2010 in Uruzgan plaatsvond. De andere twee zijn een weduwe van een bewaker en een chauffeur. Drie van de acht verzochten ook de minister van Defensie om overbrenging. Zij deden daarbij een beroep op de zogeheten tolkenregeling. Ook die verzoeken zijn afgewezen.
Sinds de Taliban in augustus 2021 de macht overnamen in Afghanistan, heeft Nederland ruim 4500 mensen weggehaald uit Afghanistan.
VluchtelingenWerk Nederland zegt de uitspraak teleurstellend te vinden. De betrokkenen hebben zich "niet op tijd voor de regeling gemeld en/of hun gegevens stonden niet in de juiste databank", schetst VluchtelingenWerk. "Maar voor hun latere aanvraag waren heel goede redenen. Ze zaten ondergedoken, hadden geen toegang tot internet terwijl ze alleen via de mail een aanvraag konden doen, en/of de informatie vanuit de Nederlandse overheid was onduidelijk of steeds anders." Ook noemt de organisatie dat deze rechtszaken niet nodig zouden moeten zijn, omdat het een erezaak is. "Nederland zou mensen die hun leven hebben gewaagd voor Nederlandse militairen bescherming moeten bieden."