Het hoger beroep van de klimaatzaak tegen Shell gaat vrijdag zijn laatste zittingsdag in. De rechters van het gerechtshof in Den Haag hebben onder meer tijd ingepland om zelf vragen te stellen aan Shell en eiser Milieudefensie. De procespartijen komen ook zelf nog aan het woord om voor de laatste keer hun punt te maken en te reageren op elkaars argumenten.
In eerste aanleg gaf de rechtbank Milieudefensie grotendeels gelijk: Shell kreeg de opdracht om de uitstoot van broeikasgassen die het veroorzaakt met 45 procent te verminderen voor eind 2030. De rechters vonden dat het bedrijf zich moet houden aan "een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm". In hun uitspraak legden de rechters uit dat de uitstoot van Shell en de klanten van het bedrijf bijdraagt aan klimaatverandering en daarmee mensen in gevaar brengt.
De rechtbank maakte onderscheid tussen de uitstoot van Shell zelf en de uitstoot van de leveranciers en klanten van het bedrijf, zoals de industrie en consumenten die benzine tanken. Voor die laatste categorie geldt alleen een "zwaarwegende inspanningsverplichting".
Shell vindt de verplichting om de uitstoot van klanten drastisch te verminderen het meest problematisch. Het bedrijf vindt het bevel van de rechtbank ook onterecht, omdat zulke verplichtingen niet gelden voor andere olie- en gasbedrijven.
Milieudefensie blijft erbij dat Shell mensen in gevaar brengt en drastisch minder fossiele brandstoffen moet gaan winnen en verkopen. Volgens de organisatie is het daarom "hoogst noodzakelijk" dat het hof het vonnis in stand houdt.