Rechts wint flink woensdag, maar linkse oppositiepartijen lijken toch meer uitzicht te hebben op de macht. De meest waarschijnlijke kandidaten om de verliezende regeringscoalitie in de Eerste Kamer alsnog aan een meerderheid te helpen, zijn GroenLinks en de Partij van de Arbeid.
De twee oppositiepartijen hebben elk genoeg senaatszetels om VVD, CDA, D66 en ChristenUnie uit de brand te helpen. En beide hebben ze samenwerking niet bij voorbaat uitgesloten. Maar ze zullen hun huid duur verkopen.
GroenLinks-voorman Jesse Klaver hamerde maandenlang op de noodzaak van een belasting op CO2. Nu het kabinet eieren voor zijn geld heeft gekozen en er zelf een heeft aangekondigd, heeft Klaver zijn wensenlijstje aangepast. Bovenaan staat nu dat vliegveld Lelystad pas in 2023 opengaat. Ook zinspeelde hij al op de introductie van rekeningrijden, wat tot dusver volstrekt taboe is voor de VVD.
PvdA-leider Lodewijk Asscher wil meer geld voor het onderwijs. Hij wil dat betalen door belastingverlagingen voor bedrijven terug te draaien. De grote vraag is hoe veel verder het rechtse deel van het kabinet bereid is naar links te buigen, na eerdere nederlagen op het gebied van de dividendbelasting en het kinderpardon.
Waar Klaver al weken avances maakt als potentiële partner voor het kabinet, stelt de PvdA zich vooralsnog terughoudender op. Veel sociaaldemocraten vinden het nog te vroeg voor samenwerking met het kabinet. Ze willen in de oppositie herstellen van de rampzalige nederlaag van twee jaar geleden, verkondigt ook Asscher een en andermaal.
De twee grote rechtse oppositiepartijen staan feitelijk buitenspel. PVV-voorman Geert Wilders sluit samenwerking uit, hij wil nieuwe verkiezingen. En Thierry Baudet van het Forum voor Democratie wil koste wat kost de klimaatwet van tafel: een eis waar de coalitie onmogelijk mee akkoord kan gaan.