'Rekenkamer gaat voorbij aan daling medicijnprijzen'

23 apr 2020, 16:24 Landelijk
rekenkamer wil meer scherpte in onderhandelingen over medicijnen
ANP
De Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) is het niet eens met de conclusies van de Algemene Rekenkamer over de prijzen van nieuwe, dure medicijnen. Volgens de Rekenkamer moet het kabinet daar scherper over onderhandelen met farmaceuten. In een aantal gevallen zou de minister voor Medische Zorg niet de best mogelijke prijs hebben kunnen bedingen.
De VIG betoogt dat de prijzen van geneesmiddelen fors zijn gedaald, terwijl het aantal patiënten is verdubbeld. "Het CBS liet dinsdag juist glashelder zien dat we steeds meer patiënten helpen, met betere medicijnen, voor minder geld per persoon’, zegt directeur Gerard Schouw. Volgens de farmaceutenvereniging verdubbelde tussen 2013 en 2017 het aantal ziekenhuispatiënten dat specialistische medicijnen gebruikt van 126.000 naar 259.000. De prijzen van specialistische geneesmiddelen daalden in die periode met bijna 18 procent, maar daar gaat de Rekenkamer aan voorbij, aldus de VIG.
Sinds 2012 voert de minister de onderhandelingen over nieuwe, dure medicijnen. Hij laat zich daarbij adviseren door het Zorginstituut, dat kijkt of de behandeling genoeg gezondheidswinst oplevert om de prijs te rechtvaardigen. Een behandeling wordt als 'kosteneffectief' beschouwd als de adviesprijs van het Zorginstituut wordt gehaald. Maar bij een aantal medicijnen ligt die prijs hoger.
Tussen 2012 en 2018 maakten verschillende bewindspersonen 32 prijsafspraken met farmaceuten. Bij vijf was het resultaat niet kosteneffectief, aldus de Rekenkamer. In drie gevallen was de inzet van de minister al hoger dan de adviesprijs van het Zorginstituut. Vooral voor middelen waarvoor geen alternatief is, zoals Orkambi (taaislijmziekte) of Spinraza (spierziekte SMA) "staat de bewindsman niet sterk", concludeert de Rekenkamer.
De uitkomsten van de prijsafspraken blijven geheim, maar de totale besparingen zijn wel openbaar. In 2018 waren de besparingen opgelopen tot ruim 270 miljoen euro.
Minister Martin van Rijn erkent dat niet in alle gevallen de adviesprijs van het Zorginstituut is behaald, maar stelt dat dat niet altijd haalbaar is, bijvoorbeeld als dat voor de fabrikant niet "rendabel" is. In dat soort gevallen kan het "in het medische belang" van patiënten zijn om toch een hogere prijs te betalen.
Toch kan het voorkomen dat een fabrikant niet in prijs wil zakken, en dan is 'nee verkopen' soms de enige optie, aldus de minister. "We mogen ons (ik, de patiënt én de premiebetaler) niet laten chanteren." Dat hij niet de uitkomst van elke onderhandeling kan delen, vindt Van Rijn "een groot dilemma", maar "fabrikanten bedingen altijd geheimhouding". Wel wil de minister kijken hoe hij de Tweede Kamer meer inzicht kan bieden, zonder die geheimhouding te schenden. Hij komt daar later dit jaar op terug.