Veel Nederlanders bewegen minder dan gezond voor ze is. Zo'n 47 procent krijgt genoeg lichaamsbeweging, en dan vooral kinderen van 4 tot en met 11 jaar. Dat constateert het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) na een onderzoek in 2021 onder 8442 mensen.
Vooral jongeren in de leeftijdsgroep van 12 tot en met 17 bewegen te weinig. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld mensen met een laag opleidingsniveau en een laag inkomen, voor mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en voor mensen uit de grote steden.
De populairste activiteiten zijn fitnessen, hardlopen, voetballen, wandelen, tennissen en fietsen. Vrouwen doen ook relatief veel aan yoga. Jonge kinderen spelen gemiddeld ongeveer 14,5 uur in de week buiten, waarvan bijna acht uur in hun vrije tijd en ruim zes uur op school. Dat is al jaren stabiel.
De overheid wil dat in 2040 driekwart van de bevolking genoeg beweegt, maar dat doel is nog ver weg. Sinds 2001 schommelt het tussen de 40 en 50 procent. In 2020 kreeg 53 procent genoeg lichaamsbeweging, een jaar eerder 49 procent.
De overheid adviseert volwassenen om elke week minstens 2,5 uur "matig intensief" te bewegen, bijvoorbeeld door te wandelen of te fietsen. Kinderen zouden dat elke dag minstens een uur moeten doen. Verder krijgen mensen het advies om twee of drie keer in de week dingen te doen waar hun spieren en botten sterker van worden, zoals gewichtheffen, traplopen of dansen. Ook moeten mensen voorkomen dat ze veel stilzitten. Dat moet de druk op de gezondheidszorg helpen verminderen.