Overdracht van het coronavirus via kleine druppeltjes in de lucht, zogeheten aerosolen, "is mogelijk en moet niet worden veronachtzaamd". Die conclusie trekken onderzoekers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in een nieuwe studie. Ze hebben het onderzoek nog niet in een wetenschappelijk tijdschrift gepubliceerd, maar wel alvast toegankelijk gemaakt op MedRxiv, een website voor medisch onderzoek.
Het RIVM is er tot nog toe altijd van uitgegaan dat het coronavirus zich vooral via grote druppels verspreidt. Vandaar het algemene advies om 1,5 meter afstand te houden tot anderen. Ook volgens de nieuwe inzichten is de kans op besmetting via kleine druppeltjes meestal zeer klein. Maar naarmate meer virusdeeltjes worden uitgestoten en in de lucht blijven hangen, stijgt het risico hoogstwaarschijnlijk. De onderzoekers signaleren dat er steeds meer bewijs is dat erop duidt dat het coronavirus zich binnenshuis via de lucht verspreidt.
De RIVM-wetenschappers ontdekten dat sommige coronapatiënten veel meer virusdeeltjes in hun neus- en keelslijm hebben dan anderen. Ze kwamen daar achter door de virusconcentratie te meten op wattenstaafjes van besmette mensen. De helft bleek minder dan honderdduizend virusdeeltjes per milliliter te bevatten, maar bij 5 procent van de geïnfecteerden zijn dat naar schatting 100 miljoen virusdeeltjes.
Daarnaast hebben de onderzoekers in een rekenmodel bepaald hoeveel kleine druppeltjes in de lucht komen in verschillende situaties. Anders dan grote druppels kunnen kleine druppeltjes een tijdje in de lucht blijven hangen, hoe lang precies hangt af van de mate van ventilatie. De onderzoekers schrijven dat de meeste aerosolen vrijkomen wanneer iemand niest. Daarna volgen hoesten, praten en ademen. Als iemand die veel virusdeeltjes uitscheidt, neemt het risico voor de omgeving toe, zeker in slecht geventileerde ruimtes.
Belangrijke openstaande vragen zijn nog hoeveel van de virusdeeltjes in de lucht daadwerkelijk besmettelijk zijn én welke dosis leidt tot besmetting. De wetenschappers van het RIVM raden in het algemeen aan "voorzichtig te zijn" zolang dit onbekend is.