Rotterdam heeft geleerd van de fouten van het verleden. Dat zegt het stadsbestuur in reactie op een kritisch rapport van de Rekenkamer Rotterdam. Die concludeert dat de gemeente bij projecten vaak te overmoedig is, te veel risico's neemt, te veel vasthoudt aan regels en procedures en te weinig aandacht heeft voor gewone mensen.
"Rotterdam is mooi geworden door moedige bestuurders, moedige Rotterdammers en moedige partners", zegt wethouder Bert Wijbenga in een verklaring. Dat de rekenkamer vindt dat die moed soms doorslaat in overmoed, mag volgens Wijbenga "niet tot minder moed, minder ambitie en minder durf in de toekomst leiden".
De Rekenkamer Rotterdam heeft meer dan veertig onderzoeken van de afgelopen tien jaar teruggelezen en gezocht naar rode draden. De onderzoekers zien onder meer vaak dat er slecht wordt gecommuniceerd. Wanneer twee of meer afdelingen van de gemeente samen iets moeten regelen, gebeurt het vaak dat zij niet met elkaar praten. Dat was bijvoorbeeld het geval bij meerdere projecten om wijken te verbeteren. Bij onderwijs, cultuur of natuur gebeurt het soms dat twee afdelingen van de gemeente andere belangen hebben, waardoor er uiteindelijk nauwelijks iets van de grond komt.
De onderzoekers prijzen de instelling van de gemeente en de inwoners: "De mentaliteit van 'handen uit de mouwen' heeft Rotterdam in de vorige eeuw gesterkt in de periode van wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog." Maar dat kan ook te ver gaan: "Daadkracht en ambitie vormen helaas ook een risico dat de complexiteit wordt onderschat en problemen die opdoemen te weinig aandacht krijgen." De onderzoekers noemen dat "bestuurlijke overmoed" en die zien ze zowel bij linkse als bij rechtse colleges.
De rekenkamer vindt dat Rotterdam bij grote plannen kritischer moet zijn voordat er knopen worden doorgehakt. De gemeente zou ook meer moeten leren van het verleden. Signalen van ambtenaren, burgers en organisaties moeten serieuzer worden genomen.