Dat vrijwel de voltallige oppositie het vertrouwen in het kabinet heeft opgezegd, is "een relevant signaal", erkent minister-president Mark Rutte. Maar na afloop van een urenlang debat over de uitslag van de provinciale verkiezingen van 15 maart wil hij nog niet vooruitlopen op wat dat betekent voor zijn regeringscoalitie, die afhankelijk is van diezelfde oppositie om wetten aangenomen te krijgen in de Eerste Kamer.
De motie van wantrouwen werd ingediend door het linkse blok van GroenLinks en PvdA, doorgaans belangrijke steunpilaren van het kabinet in de senaat, en kreeg brede steun zowel op links als op rechts. De partijen die voor stemden, waren bij de provinciale verkiezingen samen goed voor zo'n 60 procent van de stemmen. Relevant is ook de steun van BBB, de grootste partij in zowel alle provincies als de nieuwe Eerste Kamer.
Zelf denkt Rutte niet dat zijn kabinet vleugellam is nu GroenLinks/PvdA én BBB, de twee fracties in de nieuwe senaat die hij wellicht het hardst nodig heeft om aan meerderheden te komen, het vertrouwen hebben opgezegd. Hij gaat ervan uit dat dit alleen het stikstofbeleid betreft, omdat daar vorige week onduidelijkheid over is ontstaan. Dat hoeft nog niet te betekenen dat zij ook op andere terreinen geen zaken meer met hem willen doen, aldus de premier.