Het was "logisch" dat de eerste kabinetten-Balkenende zo'n twintig jaar geleden de bestrijding van fraude met uitkeringen aanscherpten, zegt demissionair premier Mark Rutte in een verhoor door de parlementaire enquêtecommissie. In die tijd was hij staatssecretaris van Sociale Zaken, en onder meer verantwoordelijk voor fraudeaanpak.
De eerste kabinetten onder leiding van CDA-premier Jan Peter Balkenende voerden verschillende maatregelen tegen fraude door. Vanaf die tijd werd "slimmer, breder en meer" gehandhaafd. Daarnaast werd er ook "risicogestuurd" fraudebeleid gemaakt. Dat betekent dat mensen gericht gecontroleerd werden op basis van kenmerken waarvan gedacht werd dat die het risico op fraude vergrootten. Deze manier van werken zou jaren later een belangrijke rol spelen in het schandaal rond de kinderopvangtoeslag, waarin gedupeerden onder meer op basis van hun afkomst hard werden aangepakt door de Belastingdienst.
Terugkijkend spreekt Rutte evenwel van "logische stappen". De voormalige staatssecretaris benadrukt dat er bij zijn aantreden als bewindsman veel onderzoeken lagen over fraude. De signalen waren enerzijds "anekdotisch", maar anderzijds ook "serieus". Bovendien was ook het vorige kabinet, Kok-II, al begonnen met aanscherping van de fraudebestrijding, meent Rutte. "Ik pakte op wat er al lag."
Er lagen volgens Rutte geen onderzoeken naar de schaduwkanten van een risicogestuurde fraudejacht. Ook zelf zag hij geen aanleiding om daar nader onderzoek naar te laten doen voordat deze aanpak breed werd ingevoerd. "Voor zover ik het mij herinner, lag het voor de hand."