De Eerste Kamer probeerde het beleid dat leidde tot de toeslagenaffaire wel te controleren, maar had "onvoldoende aandacht voor de punten die er, achteraf gezien, het meest toe deden." Dat staat in een "zelfevaluatie" van de Eerste Kamer die werd geleid door senator Jeroen Recourt. Zorgen over het beleid werden te weinig opgevolgd en waarschuwingssignalen kwamen niet goed door.
"Er werden wel zorgen geuit, die met de kennis van nu, de vinger precies op de zere plek leggen, maar vaak kregen wetsvoorstellen bij de eindafweging het voordeel van de twijfel en werden ze door een politieke meerderheid aanvaard", staat in de reflectie die woensdag is gepubliceerd. Dat leidde er op een zeker moment toe dat het met name over de bestrijding van fraude ging en bezuinigingen ging, "en veel minder op het menselijke aspect".
De senaat kreeg wel signalen binnen dat het mis ging bij de Belastingdienst, maar kwam daarop amper in actie. Zo kwamen bij de Eerste Kamer enkele brieven van burgers binnen over de kwestie, al waren dat er niet veel. Een ander voorbeeld dat de onderzoekers noemen, was een belangrijk rapport van de Nationale Ombudsman dat "de ontdekking van de toeslagenaffaire in gang heeft gezet". Dat rapport was de Eerste Kamer niet toegezonden, maar werd wel besproken in de media en de Tweede Kamer.
Toen in 2005 het voorstel voor de kinderopvangtoeslag werd geïntroduceerd, maakte de Eerste Kamer zich niet zo'n zorgen over fraude, stelt de commissie vast. Ook voor de uitvoerbaarheid van de toeslag had maar één fractie aandacht. Fraude stond na de economische crisis meer in de belangstelling, maar dat de regels en administratieve last voor de burgers daardoor toenam, bleef nauwelijks besproken.
Als de Kamer wel toezeggingen kreeg, was het volgens het onderzoek vaak zo dat de senaat die "snel uit het oog verloor", zeker als er nieuwe Kamerleden werden geïnstalleerd. Ook werden evaluaties niet in behandelingen genomen. Volgens de onderzoekers duurde het een tijd voordat de Kamer meer greep kreeg op de kwestie.