In de sector zorg en welzijn zijn steeds meer zelfstandige medewerkers actief. Hun aantal is gegroeid van ongeveer 156.000 in 2021 naar zo'n 178.000 vorig jaar, heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek uitgerekend. Dat betekent dat een op de negen zorgmedewerkers geen vast dienstverband heeft.
Het aantal zelfstandigen in de zorg nam daarmee in een jaar tijd met 14 procent toe. Dat is een snellere toename dan in de gehele Nederlandse beroepsbevolking, want daarbinnen steeg het aantal zelfstandigen met 7 procent.
De meeste zelfstandigen zijn te vinden in een categorie die 'overige zorg en welzijn' wordt genoemd. Daaronder vallen onder meer tandartsenpraktijken, verloskundigen en fysiotherapeuten. In die hoek werken ongeveer 68.000 zelfstandigen. Ook bij huisartsen en in het sociaal werk zijn relatief veel zelfstandigen actief.
De meeste zelfstandigen zeggen dat ze voor die manier van werken hebben gekozen omdat "ze zelf willen bepalen hoeveel en wanneer ze werken", aldus het CBS. Vrouwelijke zelfstandigen denken bovendien dat ze werk en privé dan beter kunnen combineren. Mannelijke zelfstandigen zien het als een manier om meer geld te kunnen verdienen. Een op de tien zelfstandigen zou liever als werknemer ergens in dienst treden.