Na de wanhopige oproep op Facebook vorige week van moeder Claudia over haar suïcidale dochter Emma (16) staat de decentralisatie van specialistische jeugdzorg volop in het nieuws. Wij vroegen Bertine Lahuis, bestuursvoorzitter van Karakter, een instelling voor kinder- en jeugdpsychiatrie, wat wij als burgers kunnen doen. “Als ouder, leraar, buur of familielid is het ongelofelijk belangrijk dat als je een gedragsverandering ziet bij kinderen of jongeren wat je zorgen baart, je contact maakt, het gesprek aangaat en vragen stelt.”
De uitzending van RTL Late Night deze week, waar Claudia haar verhaal deed, heeft veel stof doen opwaaien. Niet alleen heeft haar dochter inmiddels een plek gevonden in een GGZ-kliniek, maar ook de politiek werd wakker geschud. Het heeft ertoe geleid dat er een spoeddebat in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden, waarbij staatssecretaris van Rijn zorgaanbieders en gemeentes aanspreekt op hun verantwoordelijkheid om jeugd met acute psychiatrische problemen direct te helpen. Bertine: “Wij hadden al voorspeld dat de decentralisatie van specialistische jeugdzorg de nodige dilemma’s zou opleveren. Het is een mooi gedachtegoed, maar in de huidige uitvoering leidt het tot onvoldoende aanbod van specialistische zorg en daarmee ook voor wachtlijsten en veel administratie. Dat gaat weer ten koste gaat van de zorg.”
Emma is niet het enige meisje dat kampt met psychische problemen en suïcidale gedachtes. Er zijn meer jongeren die problemen hebben of een verandering in hun gedrag laten zien. Maar hoe signaleren wij dit als burgers? “Gedragsverandering uit zich op verschillende manieren. Het begint vaak met terugtrekken, stiller worden, het verminderen van contact, het vermijden van school of andere sociale plekken en een angstige of sombere indruk maken. Ook kunnen kinderen opeens heel verward overkomen, alsof ze in een andere realiteit leven dan jij. Tenslotte kunnen jongeren ook juist moeilijk en opvallend gedrag gaan vertonen, zoals brutaal zijn, oppositioneel gedrag vertonen, lastig doen, de strijd aangaan en daardoor uit contact gaan.”
Als je een gedragsverandering waarneemt bij een kind dat je zorgen baart, is het belangrijk dat er contact wordt gemaakt met het kind. Het is belangrijk om na te gaan wat er aan de hand is en te begrijpen waarom een kind doet wat ‘ie doet. “Komt het door de pubertijd, speelt er iets in het gezin, is er iets traumatisch gebeurd of zijn er psychische problemen binnen de familie? Bespreek de signalen die je waarneemt en betrek hulpbronnen.” Hulpbronnen kunnen zijn de huisarts, psychische hulpverlening, de school, sociale wijkteams maar ook openbare hulp zoals www.113.nl
. Zij strijden ervoor om mensen met suïcidale gedachtes te helpen. “Veel mensen met dergelijke gedachtes willen vaak niet dood, maar willen niet verder zoals het nu gaat. Ze zijn in paniek. Het is belangrijk om op tijd het gesprek aan te gaan. Soms is opvang buiten huis nodig, maar soms ook niet.”
Door alle verhalen in het nieuws is het mogelijk dat mensen nu denken dat kinderen met suïcidale gedachtes altijd moeten worden opgenomen. Volgens Bertine is dit een onjuiste conclusie. “Ze hebben zeker hulp nodig, maar dit kan juist ook vaak ambulante hulp zijn. Opname in een kliniek heeft ook nadelen. Dan zie je soms dat jongeren zich nog meer gaan terugtrekken of dat ze elkaar onderling in hun ongewenste gedrag gaan versterken. We moeten het altijd per individu bekijken. Iemand zomaar opsluiten, betekent niet dat deze persoon er altijd beter van wordt. Wij proberen zo min mogelijk jongeren op te nemen en zoveel mogelijk thuis te behandelen. Daar moeten ze immers straks ook weer verder.”
Trude Nieuwenhuis, kinder- en jeugdpsychiater bij Karakter, werkt dagelijks met jongeren die kampen met psychische problemen. “Soms zeggen kinderen alleen maar ‘ik wil dood’, maar dat is omdat ze geen uitweg weten en klem zitten in een bepaalde situatie. Voor iedereen geldt: de problemen worden erger in ons hoofd, als er geen gesprek is. We krijgen soms spoed aanmeldingen en dan zie ik veel paniek. Begrijpelijk, maar als ik het gesprek aanga, valt de suïcidaliteit soms mee. We mogen veel meer het gesprek aangaan, objectief en open vragen stellen en een luisterend oor bieden. Jongeren schamen zich vaak ontzettend voor hun problemen en dit zorgt ervoor dat ze niet willen praten. We vergeten soms zelf vragen te stellen en echt het gesprek aan te gaan. Durf ze dus aan te spreken en maak contact.”