Bij de eerste grootschalige terrorisme-oefening in Nederland, die in november in Amsterdam was, ging veel goed, maar sommige zaken kunnen beter. Zo is de belasting van de gemeenschappelijke meldkamer tijdens een aanslag een punt van aandacht en moeten verschillen in werkwijze tussen politie en defensie worden overbrugd.
Dat blijkt uit een evaluatie die waarnemend burgemeester Jozias van Aartsen van Amsterdam naar de gemeenteraad heeft gestuurd. Aan de oefening deed ook defensie mee ter ondersteuning van de politie. Volgens Van Aartsen hebben politie en defensie in het dagelijks leven andere taken en bevoegdheden en merk je dat bij de inzet op straat.
Uit de oefening kwam verder naar voren dat politie, brandweer en ambulances, die bijna dagelijks samenwerken, elkaar blind weten te vinden. Maar de samenwerking met eenheden als de Dienst Speciale Interventies (DSI) ,,is nog minder routinematig''. Om zaken te verbeteren zijn vervolgacties nodig met de nationale politie, defensie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).
Ook het optreden van hulpdiensten in onveilig gebied en een inschatting maken van wat er wél mogelijk is - om toch snelle en goede zorg aan de slachtoffers te geven - is iets wat er nog verder ingeslepen moet worden, blijkt uit de brief.
,,Gelet op het huidige nationale substantiële dreigingsniveau blijft de kans op een aanslag in Amsterdam reëel', schrijft Van Aartsen. ,,Veiligheid is geen rustig bezit en de voorbereiding op terrorisme verdient onze continue zorg en aandacht''.