Het plan van staatssecretaris Maarten van Ooijen (Jeugdzorg) om de jeugdzorg te ontlasten door meer laagdrempelige jeugdvoorzieningen te realiseren, is niet financieel gedreven. "Eerlijk gezegd is voor mij de hoofdvraag of we in een samenleving willen leven waar zoveel jongeren zich mentaal niet goed voelen", zegt Van Ooijen. "Financiën staan niet op de eerste plaats", zei hij voor het begin van de ministerraad.
Het kabinet wil op de jeugdzorg bezuinigen, om het stelsel ook voor de toekomst beheersbaar te krijgen. Daarover lopen al ruim een jaar moeizame gesprekken met onder meer de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De zogeheten Hervormingsagenda jeugd had er al op 1 januari 2022 moeten liggen.
Het geschil tussen kabinet en gemeenten zit vooral in wie de financiële verantwoordelijkheid draagt als de door het kabinet ingeboekte bezuinigingen niet worden gerealiseerd. Gemeenten willen niet in dezelfde valkuil stappen als in 2015. Toen werden zij verantwoordelijk voor de jeugdzorg, maar kregen meteen minder budget daarvoor.
Van Ooijen maakt zich grote zorgen over de grote aantallen jongeren met mentale problemen. Hij wil dat zij op een andere manier worden geholpen. Niet via individuele jeugdhulp, maar bijvoorbeeld door op een inloopplek met andere jongeren te praten of te sporten. Van Ooijen gaat over dit idee een maatschappelijke discussie starten.
Uit onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) blijkt dat jongeren vooral mentale problemen krijgen door de prestatiedruk en als er in het gezin dingen niet goed gaan. Daarnaast worden opvoeden en opgroeien vaak geproblematiseerd. Ouders kloppen bij problemen snel aan bij hulpverleners. Het aantal jongeren dat jeugdhulp krijgt, is in de loop jaren gestegen van 1 op de 27 naar 1 op de 6, zegt Van Ooijen.
Veel van deze jongeren kunnen volgens de staatssecretaris beter geholpen worden zonder professionele hulp. "Er is iets anders nodig." Op diverse plekken in het land zijn er al inloopplekken, waar jongeren hun stress kwijt kunnen, kunnen sporten en met andere leeftijdsgenoten kunnen praten. "Dat zijn allemaal heel incidentele plekken. Daar heb je echt heel veel meer van nodig."
Die inloopplekken zullen moeten worden gefinancierd, maar deze vorm van collectieve hulp zal goedkoper zijn dan de vele individuele hulptrajecten van dit moment. Hij realiseert zich dat de afgelopen jaren juist fors is bezuinigd op jeugdwerk en - voorzieningen. "Ik denk dat we terug moeten naar die collectieve en die gemeenschapskant van de samenleving."