De meeste mensen die tijdens de coronacrisis vanuit huis zijn gaan werken, zijn daar tevreden over. Tussen de 40 en 60 procent verwacht ook op de langere termijn, nadat de crisis is bezworen, vaker thuis te werken dan voor de virusuitbraak. Die conclusie trekt het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) uit een analyse van diverse onderzoeken naar thuiswerken in tijden van
corona en data die het instituut zelf heeft verzameld.
Het aantal mensen dat aangeeft vaker vanuit huis te willen werken is de afgelopen maanden gestegen. De meeste werknemers hebben een voorkeur voor afwisseling tussen thuiswerken en op locatie. Het merendeel zou graag één tot drie dagen in de week vanuit huis werken, aldus het instituut dat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat adviseert over mobiliteitsvraagstukken.
KiM becijfert dat ongeveer de helft (tussen de 45 en 56 procent) van de Nederlandse werknemers tijdens de epidemie op zijn minst een deel van de tijd thuis heeft gewerkt om het risico op verspreiding van het coronavirus te verkleinen. Veruit de meeste mensen die thuiswerken (70 procent) kwamen maandenlang helemaal niet meer op de fysieke werkplek.
Voor de crisis werkte slechts één op de drie werknemers weleens thuis. Zo'n 6 procent opereerde volledig vanuit de eigen werkkamer of keuken. Tijdens de coronacrisis zijn vooral hoogopgeleiden en mensen die normaal met het openbaar vervoer naar hun werk reizen thuis gaan werken. Vooral jongeren zijn aan het begin van de zomer weer vaker op kantoor gaan werken.