Twee op de vijf mensen die in de zorg werken, hebben geen boosterprik gekregen tegen het coronavirus. De zogeheten boostergraad is 61 procent. Dat biedt "ruimte voor verbetering", concluderen het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Ongeveer 83 procent van de zorgmedewerkers heeft ten minste één coronaprik gehad. De groep kreeg voorrang bij de eerste vaccinatieronde, omdat zij meer in contact komen met coronapatiënten en dus meer kans hebben besmet te raken. Ook zouden zij zelf kwetsbare patiënten kunnen besmetten. Bovendien moet de vaccinatie helpen om de zorg draaiende te houden.
Medewerkers van academische ziekenhuizen en ambulancediensten hebben het vaakst een inenting tegen het coronavirus gehaald. De opkomst daar is 93 procent. Huisartsen hebben het vaakst een boosterprik gekregen (75 procent). De opkomst en de boostergraad zijn het laagst in de kinderopvang.
Hoe ouder de medewerker, hoe hoger de boostergraad. Naar verhouding hebben meer mannen dan vrouwen een boosterprik gekregen, komt naar voren uit het onderzoek.
In de zorg hebben naar verhouding meer mensen een coronaprik gekregen dan in andere sectoren. In andere bedrijfsklassen heeft 77 procent minstens één prik gehad en is 52 procent ook geboosterd.