De afname van het aantal waargenomen eikenprocessierupsen komt mogelijk omdat de insecten een jaar, mogelijk zelfs langer ondergronds kunnen doorbrengen. Onderzoekers zagen de afgelopen tijd onverwacht veel vlinders uit de grond kruipen. Bestrijding van de plaag wordt hierdoor moeilijker, en overlast mogelijk groter, schrijft Nature Today.
Een onderzoeker van Kennisplatform Processierups zag deze week dat zowel mannetjes als vrouwtjes naar boven komen die zich vorig jaar in een proefopstelling hadden ingegraven. Op andere plaatsen zijn rupsen waargenomen die, met een korte onderbreking bovengronds, zelfs twee keer een jaar onder de grond hebben gezeten.
Het feit dat rupsen een jaar en misschien wel langer in verlengde diapauze, een soort winterslaap, blijven zitten, kan verklaren waarom het Kennisplatform in het rupsenpiekjaar 2019 veertig procent minder vlinders heeft gevangen dan in 2018. Door het grote aantal rupsen was juist een verdere toename van het aantal vlinders verwacht.
Onderzoekers vragen zich af wanneer deze ‘verdwenen’ rupsen weer tevoorschijn komen en of ze als rups of als vlinder uit de grond kruipen. "Het wordt spannend om te zien hoeveel vlinders er in de komende maanden in geplaatste vallen gevangen gaan worden", zeggen ze.
De rups houdt zich in de zomer op in eikenbomen en gedijt het beste bij warm weer. Het beestje heeft haartjes en die kunnen onder meer jeuk, ademhalingsproblemen en klachten aan de ogen geven. In 2019 zorgde de rups voor veel overlast en konden de bestrijders het werk nauwelijks aan.
De afgelopen twee jaar viel de overlast mee. Dit kwam door de relatief lage temperaturen in het voorjaar. De rups werd vorig jaar werd in 17 procent van de bijna 110.000 gemonitorde bomen waargenomen.