De groep daklozen is in 2021 voor het tweede jaar op rij gekrompen, terwijl in de jaren daarvoor juist een jarenlange stijging was te zien. Onderzoekers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zien vooral het aantal jongere daklozen van 18 tot 27 jaar afnemen.
Op 1 januari van dit jaar waren 32.000 Nederlanders van 18 tot 65 jaar dakloos, tegen ruim 36.000 in 2020. Zij sliepen op straat, bij de daklozenopvang of bij familie of vrienden. In de jaren hiervoor was een lange tijd een stijgende trend gaande, van zo'n 18.000 mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats in 2009, naar een piek van meer dan 39.000 in 2018. In 2020 was voor het eerst in jaren een duidelijke daling te zien.
De statistici weten niet of die daling al in 2019 is ingezet, omdat zij onvoldoende gegevens aangeleverd hebben gekregen over dat jaar en dus niet weten hoeveel daklozen er toen waren. Het CBS hoopt die gegevens later wel te ontvangen.
In de afgelopen vijf jaar is de groep jongere daklozen van tussen de 18 en 27 jaar flink gekrompen. In 2016 maakten zij 35 procent uit van de mensen zonder eigen bed en in 2021 is dat bijna gehalveerd naar 18 procent. Het percentage daklozen van tussen de 27 en 50 jaar nam juist toe.
Daklozen begeven zich relatief vaak in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag of Utrecht en de overgrote meerderheid is man. Ook valt op dat bijna twee derde van de daklozen een migratieachtergrond heeft.
Het CBS wijst erop dat de cijfers over 2020 en 2021 voorlopig zijn en nog enigszins aangepast kunnen worden als de statistici later aanvullende informatie ontvangen.