Het Nationaal Slavernijmuseum moet in een toonaangevend gebouw komen op de kop van het Java-eiland in Amsterdam-Oost. Die voorkeurslocatie maakten drie kwartiermakers donderdag bekend na anderhalf jaar onderzoek. Het museum moet een compleet beeld gaan geven van het Nederlandse koloniale slavernijverleden.
Eerder werden al negen mogelijke locaties in de hoofdstad genoemd. Naast het Java-eiland in Oost waren dat bijvoorbeeld het Nelson Mandelapark (Zuidoost), de Zuidas (Zuid) en het Marineterrein (Centrum).
Volgens de kwartiermakers John Leerdam, Peggy Brandon en David Brandwagt is de kop van het Java-eiland "een waardige en prominente plek aan doorgaand stromend water", is het goed bereikbaar en is er genoeg ruimte.
Het museumgebouw zou hoogwaardig moeten zijn, het liefst 9000 vierkante meter, met een uiterlijk dat recht doet aan "de bijzondere inhoud ervan, in architectuur, uitstraling, materiaal, vorm en omgeving". Voor de erkenning en herkenning van het slavernijverleden is "een zichtbaar en krachtig gebaar" belangrijk, zo klinkt het advies. Het drietal denkt dat het museum in 2029 of 2030 open kan.
De verkenners bezochten verschillende musea en kennisinstituten en hielden talloze gesprekken met nazaten, gemeenschappen, geïnteresseerden en andere experts. Ze schreven het advies in opdracht van het ministerie van OCW en de gemeente Amsterdam.
In het museum zouden verschillende tijdvakken moeten komen. "In elk tijdvak kan de bezoeker een deel van de eeuwenlange geschiedenis ervaren aan de hand van verhalen en thema's." Ook zou er een kindermuseum moeten komen, en een kenniscentrum waar mensen hun familiegeschiedenis kunnen onderzoeken.
Na dit voorstel volgen er adviezen van onder meer stadsdeel Oost, de Amsterdamse Kunstraad en de Raad voor Cultuur. Daarna nemen de gemeente Amsterdam en het Rijk een definitief besluit over de bouw en financiering van het museum. Dat volgt later dit jaar, zo is de verwachting.
Demissionair premier Mark Rutte vindt het museum een belangrijk onderdeel van "het verhaal achter de komma", na de excuses voor de rol van de Nederlandse staat in het slavernijverleden. "Het slavernijmuseum heeft daarin straks een centrale rol, als centrum van kennis en dialoog." Volgens burgemeester Femke Halsema hebben die excuses "ons land de hoop gegeven dat er een weg is naar een toekomst zonder racisme. Het slavernijmuseum is onmisbaar om die hoop in te lossen."