De rechtbank in Amsterdam heeft dinsdag Ad K. en Fred T. vrijgesproken van het doden van de sinds 2002 vermiste Amsterdammer Patrick van Dillenburg en het wegmaken van zijn lichaam. Tegen de twee mannen was door het Openbaar Ministerie in december zeventien jaar cel geëist.
De bekentenis die K. eerder tegen undercoveragenten had afgelegd, kan niet worden gebruikt voor het bewijs. Undercoveragenten maakten gebruik van de zogenoemde Mr Big-methode, waarbij ze met een verzonnen verhaal proberen het vertrouwen van een verdachte te winnen en hem een misdaad te laten opbiechten. De rechtbank heeft de rechtmatigheid hiervan niet voldoende kunnen beoordelen. Verder is er ook onvoldoende ander bewijs - er is bijvoorbeeld geen enkel forensisch spoor gevonden. Bij het gebruik van de Mr Big-methode heeft de Hoge Raad in eerdere strafzaken al kritische kanttekeningen geplaatst.
K. en T. ontkenden tijdens de zitting hun betrokkenheid. K. had tegen de undercoveragent verklaard dat hij en T. Van Dillenburg hadden omgebracht en diens lichaam hadden laten verdwijnen in een shredder. Later trok hij die verklaring in. K., destijds verslaafd aan harddrugs, zei het verhaal te hebben verzonnen vanwege onder meer financiële beloften van de undercoveragenten. K. zou veel geld kunnen gaan verdienen door voor hen te komen werken, zo was hem gezegd. K. wilde graag in Cambodja een restaurant beginnen en een nieuw leven opbouwen. De undercoveragenten zouden gezegd hebben daarbij te helpen. Ook was hem een lucratieve zakenreis naar Portugal beloofd. Hij moest daarvoor wel eerlijk laten weten of er in zijn verleden geen zaken waren gebeurd die voor problemen zouden kunnen zorgen.
De rechtbank toetste deze werkwijze aan de strikte criteria die de Hoge Raad voor de Mr Big-methode heeft bepaald en oordeelde dat ongeoorloofde druk op K. was toegepast. Daarnaast is te weinig informatie over de beloften rond Cambodja en Portugal in het dossier terug te vinden, zodat de rechtbank niet kan controleren of dit alles rechtmatig is verlopen.
Van Dillenburg kreeg op 2 januari 2002 een telefoontje, zei tegen zijn vriendin dat hij even weg moest en keerde nooit meer terug. De verdediging had aangevoerd dat de Amsterdammer misschien nog wel in leven zou kunnen zijn, maar de rechtbank zei dinsdag dat het 'buiten redelijke twijfel' staat dat hij niet meer in leven is.