Sterven is de rode draad in het werk van Lyda Westenbrink, die oorspronkelijk uit de financiële wereld komt. “Daar ging het alleen maar om wat je doet en niet om wie je bent”. Op haar vijftigste maakte ze een carrièremove, die begon met koken in een hospice. Het was voor haar meteen duidelijk: dit is een wereld die ertoe doet. In de rubriek De Laatste Fase: Lyda Westenbrink.
“Als je een hospice binnenloopt, gaat er iets open, ongeacht wie je bent”, aldus Lyda. “Alle franje en ego’s vallen weg. Wat je doet of wie je bent, doet er niet toe in een hospice. Het gaat om wat er die dag is: een kopje thee, een gesprekje met elkaar. Dat wordt belangrijker. Het leven doet ertoe in een hospice, ook al weten we dat mensen gaan sterven. Je hoort van veel mensen wat die laatsten weken doen met ze. Ze kunnen bijvoorbeeld zien wie hun vader werkelijk is en waarom hij op een bepaalde manier in het leven stond. Daar hebben we soms die eindigheid voor nodig.”
De laatste fase, daar is geen handleiding voor. We krijgen er allemaal mee te maken, maar toch is het een fase die we zo lang mogelijk voor ons uit proberen te schuiven. Niet alleen onze eigen laatste fase, maar ook die van dierbaren. “Dat maakt ons ook zo angstig, dat die handleiding er niet is. We weten nooit wat de volgende dag zal brengen. We zijn geneigd om nare verhalen te onthouden, zoals benauwdheid en stikken, maar over het
algemeen verloopt een stervensproces rustig, zeker als we accepteren dat het sterven er mag zijn. Ik hoor vaak familieleden die om iemand heen staan die op sterven ligt, zeggen: “maar dit toch te erg, al dat lijden, hij eet niet, je moet toch wat te eten geven”. Maar het lichaam van een stervende heeft haar eigen tempo en daar moeten we ons aan overgeven. Een stervende weet wat hij moet doen.”
Wat betekent de laatste fase voor jou?
“Voor mij betekent dit het loslaten van het leven en van alles wat je dierbaar is. Het gaat erom dat je dat herkent en erkent. Het is de grootste angst in het leven: om er niet meer te zijn. We willen daar niet aankomen en blijven het vooruit schuiven.”
Stel, je zou een handleiding mogen schrijven over de laatste fase. Waar zou het boek overgaan?
“Dat zou gaan over het leven en wat je geleefd hebt, en dat je dat mag loslaten. Dat je mag erkennen dat je geboren bent, dat je van alles gedaan hebt en dat je nu mag teruggeven aan je kinderen en andere mensen om je heen. Het leven is niet iets wat je bezit, we krijgen het te leen en dan geef je weer een stukje terug. We worden veel teleurgesteld in het leven, doordat we verwachtingen hebben. We krijgen niet alles wat we willen of op de manier dat we het willen. Als je je dat realiseert, kan je veel onnodigs loslaten. Loslaten leren we volgens mij elke dag van het leven, het begint al gelijk na je geboorte, en reist het hele leven met je mee.”
Wat heb je zelf moeten loslaten in het leven?
“Veel verwachtingen, en dat het altijd beter moet zijn, of meer, of hoger. Ik heb geleerd dat het gaat om wat je met mensen kan delen en doen, en dat je geeft aan mensen in plaats van altijd maar te ontvangen. Dat is het belangrijkste in het leven. Dat zie je ook bij mensen die sterven: ze hebben spijt over wat ze niet gedaan hebben. Ze vergeten echter hoeveel ze betekent hebben voor zoveel mensen. Hierdoor wordt het stervensproces veel ingewikkelder dan nodig is.”
Wat heb je geleerd van je werk in hospices?
“Dat het kleine ertoe doet en dat aandacht geven en de tijd nemen voor een ander het belangrijkste is. Nabijheid en wederkerigheid, daar gaat het om. Je moet ervoor zorgen dat je elkaar hebt gezien. In een hospice ben je er gewoon. Het heeft niet te maken met grootste dingen doen. Het kleine vervult de dag. We hadden onlangs een meneer van 99 jaar oud. Hij had weken op bed gelegen. We hebben hem op een ochtend in een stoel gezet bij het raam, waardoor hij naar de bomen kon kijken. Kopje thee erbij en zo’n man heeft de middag van zijn leven, voor dat moment.”
“Ik zie alle harten opengaan in het hospice, en ik zie ook een enorme gedrevenheid om door te blijven leven en eten, en de pijn weg te nemen. Dat is ook goed, want daar zijn we voor, maar niet alles hoeft weggehaald te worden. Het gaat niet om meteen medicijnen geven, maar om de ruimte te nemen en je te realiseren dat je vader of moeder of zusje zal overlijden. Als die rust en acceptatie er zijn, kan er een gesprek plaatsvinden. Als we alleen maar bezig zijn met ‘oh, ze moet nog eten of ze moet nog zus of zo, of kunnen we nog iets aan de pijn doen’, is er geen ruimte om met elkaar te zijn. Uiteindelijk is dat wat iedereen zo graag wil. Mensen zijn altijd opgelucht als die tijd er was. En dat een moeder of vader aan een kind kan doorgeven dat het pad dat ze bewandelen goed is. Dat ze die bevestiging krijgen, waardoor het voor kinderen eenvoudiger is om los te laten.”
“Ook buiten de hospice mogen we er veel meer zijn en luisteren naar wat er nodig is. Het is niet altijd nodig om te horen waar jij mee bezig bent, maar is juist het verhaal van de ander belangrijk.”
Ben je zelf anders naar de dood gaan kijken?
“Zeker. Ik heb me door mijn werk voor de stichting gerealiseerd dat het ook gewoon over sterven mag gaan. Dat we daarnaar mogen kijken en aan overgeven, in plaats van uitwegen zoeken voor het sterven als palliatieve sedatie. Soms is het nodig om de grens op te rekken en niet voor euthanasie te kiezen. Je kan hier van tevoren niet over beslissen, maar ik heb wel gezien dat sterven te doen is. Ik weet dat het een natuurlijk proces is. Het is belangrijk dat er tijd is om afscheid te nemen. Ik hoop dat ik die tijd krijg om in rust mijn eigen proces te mogen volgen.”
“We hebben hier een meneer, die heeft een ingewikkeld leven gehad. Hoe je het ook went of keert, dat kan weer terugkomen komt weer terug in je laatste fase. Je ziet de angst, de angst van zo iemand die daar van weg wil blijven. We mogen inzien dat sterven door de eeuwen heen er gewoon mocht zijn. Vroeger leefden we eromheen, oma in haar stoel. Zij zag het leven aan zich voorbijtrekken en iedereen kon daarmee zijn. Nu houden we de dood buiten de maatschappij en de gezinnen. Daarom hebben we nu sinds veertig jaar 1967 was de het eerste hospices. De oprichtster Cecely Saunders in de UK van de hospice was van mening dat je als stervende nog veel hebt toe te voegen. Ze zag dat stervenden in een ziekenhuis op een zijspoor werden gezet en wilde dat doorbreken met aandacht voor het sterven.”
“De dood is onderdeel van het leven, het is een cirkel. Dat wil niet zeggen dat ik er niet bang voor ben. Het moeten loslaten van mijn dierbaren vind ik verschrikkelijk.”
Wat observeer je tegenwoordig in de hospices?
“Wat je ziet, is dat mensen in een soort van eenzaamheid leven. Hier in Amsterdam Zuidoost zien we mensen die zich al lange tijd niet goed hebben of kunnen verzorgen. Eenzaamheid speelt daarin een grote rol. Die komen dan hier en krijgen aandacht en verzorging. Je ziet ze soms helemaal opknappen, waardoor we een andere plek voor ze moeten zoeken. Het stervensproces lijkt ‘onhold’ door onze aandacht en goede zorg”
“Er komen mensen binnen die al een heel traject achter de rug hebben. Ze zijn zwak en je weet heel weinig van ze. Als je een foto van ze ziet van toen ze veertig of vijftig waren, dan zie je die man of vrouw in zijn of haar kracht. We moeten heel goed realiseren dat er achter iemand die stervende is, een heel leven zit.”
Met de stichting Landelijk Expertisecentrum Sterven steunen jullie documentaire CONTACT (2019), die gaat over een huisarts die met empathie en compassie een patiënt in de laatste levensfase begeleidt. Wat is volgens jou de boodschap van deze documentaire?
“Dat echt contact hebben het allerbelangrijkste is en dat een arts een empathische houding moet hebben. Hij moet voorbij de ziekte de mens zien. Dat doen artsen nu te weinig: Het gaat om de vraag: ‘Wie ben ik als mens aan het bed van iemand die gaat sterven?’
Meer lezen over leven met sterven, lees dan het magazine DREMPEL. Dit kan je hier bestellen.