Winkelbranchevereniging INretail gaat in beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in Den Haag. Die bepaalde in een door de winkeliers aangespannen kort geding dat de coronamaatregelen waardoor niet-essentiële winkels alleen onder voorwaarden open mogen rechtmatig zijn. "We zien kansen en mogelijkheden en vinden dat een betere belangenafweging moet worden gemaakt, want winkels kunnen veilig open", licht INretail de stap toe.
In het kort geding had INretail aangevoerd dat de sluiting van de winkels onrechtmatig zou zijn en dat de Staat niet voldoende had gekeken naar economische en sociale gevolgen van winkelsluitingen. Ook is de gezondheidsschade die winkeliers door onder meer stress oplopen niet meegewogen, meende de branchevereniging, die verder vindt dat het nut van de maatregelen niet is aangetoond.
De rechter vond echter niet dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Het kabinet ging af op advies van het Outbreak Management Team (OMT) en het sluiten van winkels valt niet buiten de bevoegdheden van de overheid.
INretail stelt nu dat de adviezen van het OMT alleen op medische gronden zijn genomen. "De economische en maatschappelijke gevolgen hebben immense impact, maar die maakt de rechter door deze uitspraak van ondergeschikt belang en dat vindt INretail principieel onjuist. Daarom knokken we door." Door de lockdown moesten niet-essentiële winkels sinds half december dicht. Later mochten ze open voor het afhalen van bestellingen en inmiddels ook voor winkelen op afspraak.
Volgens een onderzoek in opdracht van het ministerie van Economische Zaken verdwijnt een op de vijf winkels door de aanhoudende coronamaatregelen. "Onze boodschap moet serieus genomen worden", vindt INretail daarom. "Dit is de consequentie van het huidige coronabeleid en gaat in heel Nederland gebeuren. Het zorgt voor verlies van 50.000 à 60.000 banen. De kaalslag in de winkelstraten heeft enorme maatschappelijke gevolgen."