Niet-essentiële winkels blijven voorlopig gebonden aan de lockdownmaatregelen en mogen niet weer volledig open. De rechtbank in Den Haag heeft dat bepaald in een kort geding dat winkeliersvereniging INretail had aangespannen tegen de Nederlandse staat. Er is volgens de rechter geen bewijs dat de Staat "onjuiste afwegingen of beleidskeuzes heeft gemaakt".
INretail had aangevoerd dat de sluiting van de winkels onrechtmatig is en dat de Staat niet voldoende had gekeken naar economische en sociale gevolgen van winkelsluitingen. Ook is de gezondheidsschade die winkeliers door onder meer stress oplopen niet meegewogen, meende de branchevereniging, die verder vindt dat het nut van de maatregelen niet is aangetoond.
De rechter vindt dat de sluiting van winkels een maatregel is die de overheid kan nemen. Ook verwijst de rechtbank naar het advies van het OMT dat er geen ruimte is voor versoepeling, maar dat de Staat vanwege grote maatschappelijke roep om perspectief toch enkele versoepelingen toestond. Daarbij was het een gerechtvaardigde keuze om het onderwijs en jongeren als eerste van soepeler regels gebruik te laten maken.
INretail noemt die uitspraak een enorme teleurstelling. "Wij blijven van mening dat de Staat alle belangen die spelen onvoldoende heeft af- en meegewogen toen hij besloot tot winkelsluiting over te gaan." De branchevereniging beraadt zich op eventuele vervolgstappen.