De aandelenbeurzen in New York zijn donderdag met forse winsten de handel uitgegaan. De brede graadmeter S&P 500 maakte de grootste sprong in zeven maanden tijd, na goed ontvangen kwartaalberichten van grote banken. De financieel dienstverleners boekten hogere winsten dan analisten hadden gedacht, wat wordt gezien als positief teken voor het economisch herstel na de coronacrisis.
De S&P 500 won 1,7 procent tot 4438,26 punten, een dagwinst die sinds maart niet meer was voorgekomen. De Dow-Jonesindex won 1,6 procent tot 34.912,56 punten en techbeurs Nasdaq won 1,7 procent tot 14.823,43 punten.
Morgan Stanley en Bank of America eindigden tot 5,5 procent hoger. Net als bij JPMorgan Chase, die woensdag al met cijfers kwam, werd er onder andere meer geld verdiend met het adviseren bij fusies, overnames en beursgangen van bedrijven. Over Wells Fargo waren beleggers iets minder tevreden, ondanks cijfers die beter waren dan kenners hadden verwacht. Het aandeel zakte 1,6 procent.
Naast de updates van banken droegen nieuwe macro-economische cijfers bij aan de goede stemming op de handelsvloeren. De prijzen bij Amerikaanse maakbedrijven stegen in september minder hard dan gedacht, wat erop kan wijzen dat de inflatie minder hard zal oplopen dan gevreesd. Ook viel het wekelijkse aantal aanvragen van een nieuwe werkloosheidsuitkering in de VS mee.
Boeing behoorde tot de verliezers met een min van 2 procent. De vliegtuigfabrikant kampt met productiefouten bij titanium onderdelen voor zijn 787 Dreamliner die afkomstig zijn van een Italiaanse toeleverancier. Volgens persbureau Reuters leverde dat bedrijf ook aan Boeings toeleverancier Spirit AeroSystems, dat op de beurs ruim 5 procent verloor.
De technologiesector wist eveneens de aandacht op zich gericht na de cijfers van het Taiwanese chipconcern Taiwan Semiconductor Manufacturing Company (TSMC). Amerikaanse chipmakers als AMD, Broadcom, Intel en Nvidia gingen tot 3,9 procent omhoog. Softwarebedrijf GitLab maakte een sterk debuut op de Nasdaq en won bijna 35 procent. Daarmee is het mede door de Nederlander Sytse Sijbrandij opgerichte bedrijf bijna 15 miljard dollar waard.
De euro was 1,1596 dollar waard, tegen 1,1584 dollar waard bij het slot van de Europese beurzen. Een vat Amerikaanse olie kostte 1,2 procent meer op 81,44 dollar. Brentolie werd ook 1,2 procent duurder op 84,21 dollar per vat.